Semaine 13 Unité 3, Herhaling/ afronding

La semaine 13: le vingt-huit, le vingt-neuf, et le trente mars


Herhalen, extra opdr./ leren 
Quizlet Unité 3/ D-toets 
Leren en mk extra opdr.

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
FransVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

La semaine 13: le vingt-huit, le vingt-neuf, et le trente mars


Herhalen, extra opdr./ leren 
Quizlet Unité 3/ D-toets 
Leren en mk extra opdr.

Slide 1 - Diapositive

Le programme d'aujourd'hui:
Vandaag: Herhalen stof, aangeven wat nog oefenen

1. Questions en huiswerkcontrole
2. Quizlet alle apprendre 
3. Uitleg programma deze week, en extra oefenen..
4. Devoirs: ler. stof toets volgende week:  Apprendre 1,2,4,6,8,10 F/N  Apprendre 3,5, begrijpen en kunnen  toepassen 

Slide 2 - Diapositive

Le but d'aujourd'hui: 
Aan het eind van de les heb je een onderdeel van het weekprogramma gemaakt/ geleerd 


Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Lien

Weekprogramma: Kies uit ...
1. Extra oefenen: mk : menu au choix grammaire 1 et 2 ( écrire, prendre et voir, 16f t/m h ) - deze moet in ieder geval. Je bepaalt zelf wanneer en of je het tijdens les doet, zodat je me vragen kunt stellen of als HW

2. Oefenen werkwoorden: verbuga.nl: écrire, prendre et voir et, regm. ww -er

3. Leren woorden:  Quizlet en daarna formatieve toets (vertel mij als je dit gaat doen)
4. Planning maken, samenvatting, leren
5. Diagnostische toets maken  - deze moet ook, in ieder geval voor volgende week


Slide 5 - Diapositive

écrire, voir et prendre

Slide 6 - Diapositive

(Hij schrijft) ... toujours avec un stylo.

Slide 7 - Question ouverte

Zij schreef
A
Elle écrit
B
Elle écrira
C
Elles écrivaient
D
Elle écrivait

Slide 8 - Quiz

Pendant les cours, (men heeft geschreven) ... une lettre en français.

Slide 9 - Question ouverte

We zullen schrijven
A
Nous écrivons
B
Nous écrivions
C
Nous écrirons
D
On écrira

Slide 10 - Quiz

Maak de juiste combinaties
Ik schrijf
Jij zult schrijven
Jij schreef
Ik zal schrijven
Men zal schrijven
Wij schreven
Wij schrijven
Men heeft geschreven
J'écris
Tu écriras
Tu écrivais
J'écrirai
On écrira
Nous écrivions
Nous écrivons
On a écrit

Slide 11 - Question de remorquage

In welke tijd staat deze zin?

Je prends mes affaires.
A
Présent
B
Imparfait
C
Passé composé
D
Futur

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Tu as vu ma mère au supermarché?
A
Présent
B
Passé composé
C
Imparfait
D
Futur

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

On se verra le weekend prochain!
A
Présent
B
Passé composé
C
Imparfait
D
Futur

Slide 14 - Quiz

Maak de juiste combinaties
Ik schrijf
Zij ziet
Jij ziet
Ik neem
Wij nemen
Zij neemt
Wij schrijven
Ik zie
J'écris
Elle voit
Tu vois
Je prends
Nous prenons
Elle prend
Nous écrivons
Je vois

Slide 15 - Question de remorquage

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

De plaats van het pronom
We plaatsen het COD  / COI voor de persoonsvorm.
Je donne une fleur à ma mère   
Je la donne à ma mère              Je lui donne une fleur       Je la lui donne 

Als er een infinitief in de zin staat, dan plaatsen we het pronom vóór de infinitief.
Je vais donner une fleur à ma mère 
Je vais la donner à ma mère        Je vais lui donner une fleur 


Slide 18 - Diapositive

Tu vois tes amis?
vervang 'tes amis'
A
Tu le vois?
B
Tu la vois?
C
Tu les vois?
D
Tu l'a vois?

Slide 19 - Quiz

Overhoring apprendre 8: 
1. la punition                           8. het geluid
2. manifester                         9. staken
3. le matin                               10. de wet
4. le voleur
5. l'habitant
6. aankondigen
7. moe

Slide 20 - Diapositive

Elle étudie la carte routière.
vervang 'la carte routière'
A
Elle la étudie.
B
Elle l'étudie.
C
Elle le étudie.
D
Elle étudie le.

Slide 21 - Quiz

Nous donnons ce souvenir à Bart.
vervang 'ce souvenir' (m)

Slide 22 - Question ouverte

Tu laves la voiture?
vervang 'la voiture'

Slide 23 - Question ouverte

herschrijf de zin en vervang het COD of COI:
J'ai regardé le film sur netflix.

Slide 24 - Question ouverte

Elle a donné le cadeau à ses parents.
vervang 'à ses parents'

Slide 25 - Question ouverte

Elle va donner le cadeau à ses parents.
vervang 'à ses parents'

Slide 26 - Question ouverte

J'offre ces fleurs à Thomas.
vervang 'ces fleurs' & "à Thomas"

Slide 27 - Question ouverte

C'est la fin🏁

Slide 28 - Diapositive

Ten alle tijde mag je me om hulp vragen: 

Dat kan bij maken van opdrachten, extra uitleg grammatica etc. 
Dus ...  bedenk wat heb ik nodig? 

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Lien

Slide 31 - Lien

Slide 32 - Lien

Bonne chance!!
Veel succes met leren: 
ler. stof toets volgende week: Apprendre 1,2,4,6,8,10 F/N Apprendre 3,5, begrijpen en kunnen toepassen 

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Vidéo

Slide 35 - Vidéo

Armen omhoog.. goed gedaan!
1 arm voorwaarts ander achterwaarts draaien
staan - been rondje draaien, andere been, been rondje draaien andere arm 6 tekenen.

Slide 36 - Diapositive

Even iets anders.. autre chose:
Verwen jezelf met even iets anders doen en daarna nog lekker smullen ook  van een frans recept.. voor Franse appeltaart.. très facile!! Alors allez-y..

Klaar? Envoyez moi une photo avec le résultat.. 

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Lien