H2 werkwoorden op -er

1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bron D
Grammaire
De werkwoorden op -er

Slide 2 - Diapositive

Aujourd'hui on va faire:

- Uitleg: werkwoorden op –er;
- Samen oefenen;
- Exercices: 16 en 17 (à la page 72 et 73)

Slide 3 - Diapositive

Werkwoorden op -er

Slide 4 - Diapositive

In het Nederlands: 'werkwoorden meestal op -en'
.

De werkwoorden hebben allemaal hun eigen soort vervoeging, alhoewel het meervoud allemaal gewoon het hele werkwoord is.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

We maken nu de stap naar het Frans!

Want ook in Frans heeft elk werkwoord een rijtje
om bij elke persoon/pers vnw een goede vorm te hebben,
maar die is niet in het meervoud gewoon allemaal het hele werkwoord! 

Slide 7 - Diapositive

Wat valt je op?

Slide 8 - Diapositive

ww - er

- al deze ww eindigen op de letters -ER
- de meeste Franse ww zitten in deze groep.
- je werkt met allemaal op dezelfde manier -->
- als je weet hoe je er 1 moet vervoegen, weet je het voor allemaal!

Slide 9 - Diapositive

Andere groepen ww

werkwoorden - ir
werkwoorden - re
Maar deze groepen bevatten minder werkwoorden dan de groep ww-er!

Slide 10 - Diapositive

ww-er : hoe 'vervoegen' we die?
Dit werkwoord heeft zijn eigen ‘rijtje’
dit maken we in 2 stappen. 
1. de stam  +  2. de uitgang
EN DIT GELDT VOOR ALLE WW IN DE GROEP !!!

Slide 11 - Diapositive

een boom heeft takken, maar die zweven niet in de lucht.. ze staan allemaal op dezelfde STAM !
Een boom heeft takken, maar die zweven niet in de lucht: ze staan allemaal op dezelfde stam.

Slide 12 - Diapositive

Bij de ww gaat het zo:
als je een rijtje wilt maken, maak je eerst de basis, de stam. Dat is het hele ww waar je -er vanaf haalt.

bijv: parler -> parl

Slide 13 - Diapositive

Pas dan ga je kijken naar de takken, de uitgangen. Die zet je allemaal OP de stam:

Zoals je ziet, zijn er 6 verschillende takken, voor elke persoon 1.

Hoe die tak eruit ziet, laat ik je nu zien.

Slide 14 - Diapositive

Dus:

je
tu
il/elle/on

nous
vous
ils/elles


+ e
+ es
+ e

+ ons
+ ez
+ ent

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

On va essayer!

Slide 17 - Diapositive

Tu ____________ (aider) 

Stap 1: Haal –er van het werkwoord af. Aider – er = aid 
Stap 2: Wat is de goede uitgang bij ‘Tu’?
Stap 3: Het rijtje zegt: -es
Stap 4: Plak de uitgang (es) achter de aid. aid + es = aides
Stap 5: Vul in de zin: tu aides

Slide 18 - Diapositive

Vous ___________ (regarder)

Stap 1: Haal –er van het werkwoord af. regarder – er = regard 
Stap 2: Wat is de goede uitgang bij ‘Nous’?
Stap 3: Het rijtje zegt: -ez
Stap 4: Plak de uitgang (ons) achter regard. regard + ez
Stap 5: Vul in de zin: vous regardez

Slide 19 - Diapositive

Tips:
1. Gebruik dit stappenplan voor de opdrachten die je zo gaat maken;

2. Leer het rijtje goed uit je hoofd (maak er een liedje van);

Slide 20 - Diapositive

bij je een e
bij tu es
bij il en elle een e..

bij nous ons
bij vous ez
bij ils en elles ent

Slide 21 - Diapositive

Zit het werkwoord AVOIR in de groep van ww-er?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

regarder = kijken (naar)
Wat betekent dan:
nous regardons
A
wij kijken
B
jullie kijken
C
zij kijken
D
men kijkt

Slide 23 - Quiz

wonen = habiter
hoe zeg je dan:
jullie wonen / u woont ?
A
on habite
B
nous habitons
C
vous habitons
D
vous habitez

Slide 24 - Quiz

rentrer = naar huis gaan
hoe zeg ik :
jij gaat naar huis
A
il rentre
B
tu rentes
C
tu rentres
D
il rente

Slide 25 - Quiz

aimer = houden van
hoe zeg je dan:
zij houden van
A
il aime
B
ils aiment
C
ils aimont
D
on aime

Slide 26 - Quiz

Huh? maar er staat toch:
houden van
dus het moet zijn: ils aiment de
A
vrai
B
faux

Slide 27 - Quiz

Les devoirs:

Exercices: 16 et 17 (à la page 72 et 73)

Slide 28 - Diapositive