4B 6.3 Spelling - 1

Congruentie
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Congruentie

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Je kunt het onderwerp en de persoonsvorm op elkaar afstemmen (congruentie). (p. 218)

Slide 2 - Diapositive

Wat is de persoonsvorm in de zin?
"We hebben geen centen, maar spullen."
A
we
B
hebben
C
centen
D
spullen

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin?
"We maken geld om het te verbrassen."
A
we
B
maken
C
geld
D
te verbrassen

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
"We maken geld om het te verbrassen."
A
we
B
maken
C
geld
D
te verbrassen

Slide 5 - Quiz

Congruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. De persoonsvorm geeft aan wat het onderwerp doet. Daarom moeten ze beide enkelvoud of beide meervoud zijn. Dat heet congruentie tussen het onderwerp en de persoonsvorm.

Slide 6 - Diapositive

Kijk het filmpje!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 9 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 10 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 11 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp in:

Men zien/ziet door de bomen het bos niet meer
A
Men
B
zien/ziet
C
door de bomen
D
het bos

Slide 13 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 14 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 15 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 16 - Quiz

Opdrachten
Maak opdracht 1 en 2 op bladzijde 218/219

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo