grondrechten en rechten van de kamer


Taken van het parlement
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon


Taken van het parlement

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Hoofdtaken Eerste Kamer

  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • Chambre du reflection (Kamer van reflectie = nogmaals, vooral technisch, bekijken van een wetsvoorstel dat al door de Tweede Kamer is goedgekeurd)

Slide 3 - Diapositive

Hoofdtaken Tweede Kamer

  • Controleren van de regering (controlerende taak)

  • Maken van wetten (wetgevende taak)

Slide 4 - Diapositive

Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer (1)
  • Recht van budget (goed- of afkeuren van de staatsbegroting

  • Recht van enquête (tot op de bodem uitzoeken van een bepaalde zaak)

  • Vragenrecht: recht om het kabinet vragen te stellen ('vragenuurtje') 

Slide 5 - Diapositive

Controlerende instrumenten (rechten) van de Eerste- en Tweede Kamer (2)

  • Recht van interpellatie (minister verplichten tot een debat)

  • Motierecht: recht om een motie een wens van de Kamer) in te dienen 

Slide 6 - Diapositive

Wetgevende instrumenten (rechten) die alleen de Tweede kamer heeft

  • Recht van amendement (wetsvoorstellen aanpassen)

  • Recht van initiatief (Kamerleden kunnen zelf met een wetsvoorstel komen i.p.v. de minister)

Slide 7 - Diapositive


Van wetsvoorstel
tot wet

Slide 8 - Diapositive

Wie mogen met een wetsvoorstel komen?

  • Ministers (ondersteuning vanuit een ministerie)

  • Kamerleden mogen met een voorstel voor een nieuwe wet komen (recht van initiatief) of een wijziging op een wetsvoorstel indienen (recht van amendement)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Grondrechten
agv de Franse revolutie stelden de revolutionairen een document op waarin de belangrijkste rechten van de mens werden vastgelegd.
De Nederlandse Grondwet (1848) is hierop gebaseerd.

Slide 11 - Diapositive

Klassieke grondrechten

De overheid heeft veel macht. Om te voorkomen dat zij hun macht misbruiken hebben de burgers rechten die hen tegen de overheid beschermen.

bv. Vrijheid van godsdienst
Sociale grondrechten

De overheid heeft ook als taak om er voor te zorgen dat alle burgers een goed bestaan hebben. (deze rechten kosten de overheid geld)

bv. Recht op onderwijs

Slide 12 - Diapositive


Grondrechten



  • Grondrechten staan Hoofdstuk 1 van de Grondwet (van 1983)
  • Het belangrijkste onderdeel, het anti-discriminatie-artikel, is Artikel 1
  • Ze zijn bedacht in een tijd dat grondrechten niet vanzelfsprekend waren.
  • Er wordt een onderscheid gemaakt in Klassieke- en Sociale grondrechten

Slide 13 - Diapositive


Klassieke grondrechten


  • Beschermen ons tegen de overheid 
  • Geven ons rechten tegen een te machtige overheid

  • Staan sinds 1848 in de Grondwet 
  • Klassiek betekent: 'iets van vroeger, maar niet verouderd'

Slide 14 - Diapositive


bijvoorbeeld:

  • Artikel 1: Anti-discriminatie artikel

  • Artikel 2: Wie is Nederlander?

  • Artikel 4: Kiesrecht

  • Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting

  • Artikel 8: Recht op vereniging

  • Artikel 9: Recht op vergadering

  • Artikel 10: Onaantastbaarheid van de persoonlijke levenssfeer

  • Artikel 11: Onaantastbaarheid van het lichaam

  • Artikel 13: Briefgeheim

Slide 15 - Diapositive


Sociale grondrechten



  • Plichten van de overheid: 
  • zorgen voor een goed bestaan


  • Zijn pas later (1983) in de Grondwet opgenomen, hoewel ze al eerder bestonden.

Slide 16 - Diapositive


bijvoorbeeld:



  • Recht op veilig bestaan

  • Recht op onderwijs

  • Recht op gezondheidszorg

  • Recht op woongelegenheid

  • Recht op bewoonbaar gebied

  • Recht op rechtsbijstand

  • Recht op werk

Slide 17 - Diapositive


Coalitie en oppositie

  • In Nederland is geen enkele partij groter dan de meerderheid van de Tweede Kamer.
  • Om die meerderheid wel te hebben, moeten partijen samenwerken. 
  • Partijen die in de regering samenwerken, heten: coalitie.
  • Partijen die niet in de regering zitten, maar wel in de Tweede Kamer, heten: oppositie

Slide 18 - Diapositive