Energie en Vermogen (1.3)

Energie en Vermogen
paragraaf 1.3 
blz. 32
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Energie en Vermogen
paragraaf 1.3 
blz. 32

Slide 1 - Diapositive

Test je kennis
Herhaling vorige lessen

5 vragen

Slide 2 - Diapositive

Bij een serieschakeling blijft de stroomsterkte overal gelijk.
Waar
Niet waar

Slide 3 - Sondage

Een stopcontact in huis bevat altijd....
A
een schakeldraad
B
een nuldraad
C
115 volt spanning
D
320 volt spanning

Slide 4 - Quiz

Welke kleur heeft de fasedraad?

Slide 5 - Question ouverte

Welke draad is groen/geel?
A
Aardedraad
B
Fasedraad
C
Schakeldraad
D
Nuldraad

Slide 6 - Quiz

Wat is het verschil tussen overbelasting en kortsluiting?

Slide 7 - Question ouverte

Vermogen

Slide 8 - Carte mentale

Vermogen
Hoeveelheid (elektrische) energie per tijdseenheid

(elektrisch) Vermogen = Spanning x Stroomsterkte
P = U x I

Eenheid: Watt of kilowatt

Slide 9 - Diapositive

Voorbeeld
Een spaarlamp is aangesloten op het lichtnet en heeft een stroomsterkte van 0,5 A. 

Bereken het vermogen.

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld
Een spaarlamp is aangesloten op het lichtnet en heeft een stroomsterkte van 0,5 A. 

P = U x I
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld
Een spaarlamp is aangesloten op het lichtnet en heeft een stroomsterkte van 0,5 A. 

I = 0,5 A
U = 230 V
P = ?

Slide 12 - Diapositive

Voorbeeld
Een spaarlamp is aangesloten op het lichtnet en heeft een stroomsterkte van 0,5 A. 

P = U x I
P = 230 x 0,5 = 115 Watt (0,115 kW)

Slide 13 - Diapositive

Gegevens van een lampje:
spanning = 30 V en stroomsterkte = 50 mA.
Bereken het vermogen.

Slide 14 - Question ouverte

Gegevens van een lampje: U = 30 V en I = 50 mA.
Bereken het vermogen.

P = U x I
I = 50 mA -> 0,05 A
U = 30 V
P = 30 x 0,05 = 1,5 Watt

Slide 15 - Diapositive

Wat zeggen je ouders altijd als je het licht te lang aan laat staan?

Slide 16 - Question ouverte

Waarom maakt de tijd uit?
- Des te langer je een apparaat gebruikt des te meer energie je verbruikt.

- Een groter vermogen verbruikt sneller meer energie voor dezelfde tijd.

Slide 17 - Diapositive

Energie
E = P x t

Energie = Vermogen x tijd

P in kW
t in uren
E in kWh

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld
Een spaarlamp is aangesloten op het lichtnet en heeft een vermogen van 116 W.
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt als de lamp een half uur aan staat. 

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt als de lamp een half uur aan staat. 

P = 116 W
t = 0,5 uur
E = ?

Slide 20 - Diapositive

Voorbeeld
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt als de lamp een half uur aan staat. 
P = 116 W -> 0,116 kW

E = P x t
E = 0,116 kW x 0,5 uur


Slide 21 - Diapositive

Voorbeeld
Bereken hoeveel energie de lamp verbruikt als de lamp een half uur aan staat. 

E = 0,058 kWh


Slide 22 - Diapositive

Een lamp met vermogen 200 W staat 20 minuten aan.
Bereken het totale energie verbruik.

Slide 23 - Question ouverte

De uitleg was...
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Sondage

Aan de slag
Nakijken H1.1 / H1.2

Maken 1 t/m 6 en 10 H1.3

Voorbereiden proef morgen.

Slide 25 - Diapositive