Hoofdletters en leestekens voor dialogen HV3

Willemijn kan van een 3E-leerling verwachten dat uitgedeelde lessen in Peppels worden gemaakt en wanneer het af is, dit op inleveren wordt gezet.
Ja
Nee
1 / 18
suivant
Slide 1: Sondage
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Willemijn kan van een 3E-leerling verwachten dat uitgedeelde lessen in Peppels worden gemaakt en wanneer het af is, dit op inleveren wordt gezet.
Ja
Nee

Slide 1 - Sondage

Ik begrijp dat wanneer ik geen gemaakt werk inlever, ik de kans op feedback van de docent misloop.
Ja
Nee

Slide 2 - Sondage

Willemijn kan van een 3E-leerling verwachten dat mails met mededelingen en aanwijzingen worden gelezen en vervolgens verwerkt en/of opgevolgd.
Ja
Nee

Slide 3 - Sondage

Ik heb voldaan aan het huiswerk dat in Peppels staat bij 15 okt.
Ja
Nee

Slide 4 - Sondage

Dit staat mij te wachten vrijdag 18 oktober:

Slide 5 - Question ouverte

Leestekens in citeren en dialogen

Slide 6 - Diapositive

Lesdoel
Aan het eind van deze Lessonup weet ik beter wat de regels zijn rondom hoofdletters en leestekens. 

Slide 7 - Diapositive

Hoofdletters
  • begin van een zin
  • namen van mensen, bedrijven, organisaties et cetera
  • titels van artikelen, boeken et cetera
  • feestdagen
  • niet zomaar in afkortingen, tenzij het een afkorting is van een naam, zoals KLM

Slide 8 - Diapositive

Komma
  • Je zet een komma tussen twee persoonsvormen. Wie dit leest, is gek.
  • Je zet een komma tussen de delen van een opsomming, maar NIET voor het woord 'en'. We eten vanavond soep, brood en rauwkost.
  • Je zet een komma na een naam of een uitroep aan het begin van een zin. Hé Peter, wil je komen?
  • Je zet een komma VOOR voegwoorden. Ik kreeg mijn werk niet af, omdat ik zat te treuzelen.

Slide 9 - Diapositive

Wat is het verschil tussen enkele en dubbele aanhalingstekens?
A
Er is geen verschil meer.
B
" voor een citaat, ' voor extra nadruk
C
' voor een citaat, " voor ironie
D
Er is nooit een verschil geweest.

Slide 10 - Quiz

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens gebruik je
1. als je citeert = woorden letterlijk weergeven.
2. als je het woord en niet de betekenis bedoelt. Met hoeveel l'en schrijf je het woord 'onmiddellijk'? 
3. als het woord spottend/speciaal wordt gebruikt (maar niet heus).  We waren zoals gewoon lekker 'op tijd'.



Slide 11 - Diapositive

Citeren
  • Je kunt zelf kiezen of je enkele of dubbele aanhalingstekens gebruikt, als je het maar consequent doet.
  • Na een dubbele punt volgt een hoofdletter bij een citaat. 
  • Je zet een komma in plaats van een punt als de zin nog verder loopt na het citaat. 
  • Geen aanhalingstekens bij gedachten. 
  • De aanhalingstekens staan buiten de leestekens. 

Slide 12 - Diapositive

'Morgen ga ik naar de film', dacht ik.
A
De aanhalingstekens zijn juist.
B
De aanhalingstekens zijn onjuist.
C
De komma staat verkeerd.

Slide 13 - Quiz

“Stilte!”, riep de docent.
A
Er moet geen komma in deze zin.
B
Het mag zowel met als zonder komma.
C
Er moet geen uitroepteken in deze zin.

Slide 14 - Quiz

'Kortom,' besloot hij zijn verhaal, 'we hadden een heerlijke vakantie.'
A
Deze leestekens in deze zin zijn correct.
B
Er moeten enkele aanhalingstekens staan.
C
De tweede komma moet een dubbele punt zijn.
D
De eerste komma moet weg.

Slide 15 - Quiz

Plaats interpunctie bij de volgende zin:
hans zei grietje zal ik met dit mooie weer mijn korte rokje aantrekken?

Slide 16 - Question ouverte

Directe rede
Indirecte rede
‘Ik kom te laat!’ schreeuwde Hajar, terwijl ze wegrende.
Steef vraagt of Boris vanavond de hond wil uitlaten.
Mijn zus zegt dat zij de kaartjes regelt.
Dennis vraagt wat is het huiswerk voor morgen.
Dennis vraagt wat het huiswerk voor morgen is.

Slide 17 - Question de remorquage

Welke vraag heb je nog over dit onderwerp?

Slide 18 - Question ouverte