Woordbenoemen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Woordbenoemen

herhaling

Wat is een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord?

1. Blonde
2. Man
3. Paard
4. De

wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. De lelijke kast
2. De metalen kast
3. De grijze kast
4. De oude kast

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. groene
2. sterke
3. man
4. boze

1. 'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:

1. een zelfstandig naamwoord
2. een werkwoord
3. een lidwoord
4. een telwoord

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

1. zonnige
2. dag
3. zonnige , leren
4. leren

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.

1. grote
2. brede
3. fietsten
4. gekke

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...

1. ik
2. ze
3. Madelon
4. ik / ze

Een bezittelijk voornaamwoord ...

1. zegt iets over een werkwoord
2. geeft aan wie iets doet
3. geeft aan hoe iemand zich voelt
4. geeft aan van wie iets is

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?

1. me
2. mijn
3. je
4. jouw

Tinus en Theo hebben een zoon.
Het is ...... zoon.

Zijn ouders wonen bij ........ oudste zoon.

Ik ben ...... jas kwijt.

Wat is een voorbeeld van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?

1. grote
2. plastic
3. kleurige
4. koude

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. mensen, planten, dieren, dingen
2. mensen, planten, dieren, lidwoorden
3. mensen en dieren
4. mensen, lidwoorden

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat zijn de werkwoorden in de zin?
'Jan heeft gisteren mijn moeder geholpen.'

1. heeft
2. heeft gisteren
3. heeft gisteren geholpen
4. heeft geholpen

Wat is het werkwoord in de volgende zin?
'Loop niet zo hard.'

Noem een bijvoeglijk naamwoord

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
'De auto van Pim is mooi.'

Wat is een voorzetsel?

Wat is geen voorzetsel?

1. op
2. tijdens
3. met
4. lang

Wat voor werkwoord is 'geweest'?
'Yvette en Brigitte zijn naar de markt geweest'

1. Zelfstandig werkwoord
2. Hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik zwem graag baantjes.
Zwem =

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst
gefietst = .....

1. zelfstandig werkwoord
2. hulpwerkwoord