les 14/2: lezen: functiewoorden

Aan het eind van deze week:
- Kun je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur herkennen
- Kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen

Leesboek mee!

1e uur: huiswerk maken en vragen 
2e uur: begin lezen H5: functiewoorden 


1 / 6
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 6 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Aan het eind van deze week:
- Kun je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur herkennen
- Kun je een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden benoemen

Leesboek mee!

1e uur: huiswerk maken en vragen 
2e uur: begin lezen H5: functiewoorden 


Slide 1 - Diapositive

Huiswerk
Lezen hoofdstuk 2
bladzijde 47, 49, 50
  • Opdracht 4 en 6

We gaan straks opdracht 4 bespreken. 

Slide 2 - Diapositive

Functiewoorden
Functiewoorden

Een tekstgedeelte heeft een bepaalde functie, die wordt aangeduid met een functiewoord. 

Slide 3 - Diapositive

Functiewoorden
Soms kun je de functie van een tekstgedeelte herkennen aan een signaalwoord die je hebt geleerd bij "tekstverbanden". Heel veel functiewoorden kennen jullie al!

Bijvoorbeeld aan het eind van een alinea: 
"Kortom, het is geen goed idee om tijdens je eerste dag snowboarden direct van de zwarte piste te gaan."

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Lien

Weet je nu:
- hoe je een probleem-oplossingsstructuur, verklaringsstructuur, verleden-heden(-toekomst)structuur, argumentatiestructuur, aspectenstructuur, voor- en nadelenstructuur en vraag-antwoordstructuur kunt herkennen?
- Hoe je een tekst moet opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van de eenheden kunt benoemen? 










Huiswerk: 
  • Lezen hoofdstuk 1
bladzijde 15 en 16
Opdracht 4
  • Lezen hoofdstuk 2
bladzijde 47, 49, 50
Opdracht 4 en 6

Slide 6 - Diapositive