Toets groep 1 p. 74-75

huiswerk dinsdag 12 januari 
groep 1
p. 74-75 leren woordenschat
gesprekjes 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

huiswerk dinsdag 12 januari 
groep 1
p. 74-75 leren woordenschat
gesprekjes 

Slide 1 - Diapositive

semana 7.1 hoy es martes
woordenschat herhalen
gesprekjes herhalen

Slide 2 - Diapositive

De ober geeft je de menukaart.
wat zegt hij?
A
Aquí tiene
B
Buenos dias
C
Buenas tardes
D
La cuenta, por favor

Slide 3 - Quiz

Je wilt een tafel reserveren voor 8 personen. Hoe zeg je dat?
A
una mesa para cuatro personas
B
una habitación para cuatro personas
C
una habitación para ocho personas
D
una mesa para ocho personas

Slide 4 - Quiz

Je werkt in de bediening van een restaurant. Je begeleidt de gasten naar de tafel. Wat zeg je?
A
Los servicios están aquí.
B
Quiere beber algo
C
Aquí hay una mesa libre
D
La mesa está ocupada

Slide 5 - Quiz

Je kijkt op de menukaart en wil een voorgerecht. Waar kijk je?
A
Segundos
B
Postres
C
Primeros

Slide 6 - Quiz

Je wilt als hoofdgerecht een salade, hoe zeg je dat?
A
De primero quiero una ensalada
B
De segundo quiero una ensalada
C
De postre quiero una ensalada

Slide 7 - Quiz

Je werkt in de bediening en je vraagt de gast of hij een nagerecht neemt?
A
¿Falta postre?
B
¿Bebe postre?
C
¿Prefiere postre?
D
¿Toma postre

Slide 8 - Quiz

Je bent ober in een restaurant. Je vraagt of de gast liever met een creditcard betaalt.
A
¿Paga usted con tarjeta de crédito?
B
Prefiere pagar con tarjeta de crédito?

Slide 9 - Quiz

Je eet in een restaurant en er ontbreekt een servet op de tafel. Hoe zeg je dat?
A
Falta una servilleta
B
Es una servilleta
C
Dónde está la servilleta

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg je dat het lekker is.
A
Está rico
B
Está demasiado salado
C
está amargo

Slide 11 - Quiz

Je bent ober en je vraagt aan de gast hoe hij het eten vindt.
A
¿Me gusta la comida?
B
¿Qué tal la comida?
C
¿Le encanta la comida?

Slide 12 - Quiz

Hoe vraag je naar de rekening?
A
Pagar
B
La cuenta, por favor
C
el conto por favor
D
contar

Slide 13 - Quiz

Je wilt contant betalen. Hoe zeg je dat?
A
¿Puedo pagar con tarjeta de crédito?
B
¿Puedo pagar en euros?
C
¿Puedo pagar en efectivo?

Slide 14 - Quiz

Herhaling gesprekjes voeren
p. 73-74

Slide 15 - Diapositive