H4 Beeldspraak, stijlfiguren en rijm

Welkom H4B
Begrippen huiswerk
Nieuwe stijlfiguren
maken opdrachten 

1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom H4B
Begrippen huiswerk
Nieuwe stijlfiguren
maken opdrachten 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

0

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is beeldspraak?
Beeldspraak is figuurlijk taalgebruik. Er wordt niet letterlijk gezegd wat er wordt bedoeld. 
Er wordt een beeld gebruikt voor iets wat letterlijk wordt bedoeld (object).

Voorbeeld: 'Ik heb honger als een paard.'

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. Vergelijking
  1. Vergelijking met 'als' of ander (vergelijkend) woord 
    Hij is zo lui als een varken.

  2. Vergelijking zonder 'als' of ander (vergelijkend) woord
    Hij is een varken.

Beeld én object staan in de zin.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2. Personificatie
  • Levenloze of abstracte dingen krijgen menselijke eigenschappen

De wind huilt om het huis.

Mijn kamer smeekt om een opruimbeurt.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Beeldspraak komt veel voor in literatuur en ook in liedjes.

We luisteren naar een fragment uit het nummer Ijskoud van Nielson.

Beantwoord daarna de volgende vraag: welk stukje uit de tekst van IJskoud bevat een personificatie?

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk stukje uit de tekst van IJskoud bevat een personificatie?
A
Het is ijskoud
B
Een rilling loopt een rondje op m’n rug
C
Waarom maak je alles stuk?
D
Waarom zou je dat doen?

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Metonymia
Relatie tussen beeld en object is niet gebaseerd op vergelijking, maar op een andere relatie:
  • Maker - product
      De nieuwste Koch lezen.

  • Materiaal - product
      De ijzers onderbinden.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Metafoor
Lijkt op de vergelijking, maar hier wordt alleen het beeld weergegeven. Het object ontbreekt dus in de uitdrukking.

Wat een zwijnenstal!

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

  • Verpakking - inhoud
      Doe mij nog maar een glas.

  • Deel - geheel
      Even de neuzen tellen.

  • Geheel - deel
      Nederland won met 1-0.

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

'Heb jij de nieuwste Marion Pauw al gelezen?'

Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Metafoor
C
Metonymia
D
Personificatie

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

'Hij is zo trots als een pauw'

Welke vorm van beeldspraak?
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Metonymia

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn stijlfiguren?
Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken
Ze  worden veel gebruikt om de tekst levendig te houden. Ze worden veel gebruikt in reclames, poëzie en liedteksten.

Plus geeft meer, veel meer.
(Herhaling)

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

In deze les
Herhalen stijlfiguren blz. 3
Nakijken blz. 3
Toelichting bij enkele stijlfiguren blz. 4

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1. EUFEMISME

Slide 16 - Diapositive

Taboe op rusten of verzachtend brengen.
Stoelgang, als je het over poepen hebt
2. Understatement
understatement – Als je iets afzwakt, gebruik je een understatement. We waren niet zo blij met onze docent.


Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3. Litotes
 – Een bijzondere vorm van het understatement is de litotes. Je ontkent het tegenovergestelde. Je zegt: Ze is bepaald niet dom; je bedoelt: Ze is slim.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4. Hyperbool
hyperbool – Als je overdrijft, gebruik je een hyperbool. Je zegt: Ik heb geen oog dichtgedaan.


Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

5. Tautologie 
Twee verschillende begrippen die ongeveer dezelfde betekenis hebben.

Het is hier meestal haat en nijd

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

6. Pleonasme 
Bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord (meestal)
De toppen van de bomen waren bedekt met een laagje witte sneeuw.


Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

7. Opsomming - omgekeerde climax
Steeds zwakker wordende reeks

Vorige week zag ik een fantastische film. Nou ja, hij was mooi, ach, best wel te doen.

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

8. Opsomming - climax
Steeds sterker wordende reeks.


Je hebt goed, je hebt beter en je hebt het beste.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

9. antithese
Tegenstelling.


Arm en rijk wonen in deze straat.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

10. Paradox
Schijnbare tegenstelling. 


Om het hoogste te bereiken, moet je tot de bodem gaan.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag
Poëzie m. blz. 4 en 5

Huiswerk:
Lezen stijlfiguren bij blz. 4 en 5



Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions