Nodig: blaadjes + pen/potlood om kruisingsschema's te maken
Begrijp je een vraag niet, laat mij het weten!
Ik bespreek het antwoord na elke vraag
Succes!
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Oefenen kruisingen
Nodig: blaadjes + pen/potlood om kruisingsschema's te maken
Begrijp je een vraag niet, laat mij het weten!
Ik bespreek het antwoord na elke vraag
Succes!
Slide 1 - Diapositive
Hoe noemen we de variant van een gen dat altijd tot uiting komt in het uiterlijk als het aanwezig is?
A
Homozygoot
B
Heterozygoot
C
Recessief
D
Dominant
Slide 2 - Quiz
F2 staat voor:
A
De ouders
B
De nakomelingen die uit de P zijn gekomen
C
De nakomelingen die uit de F1 zijn gekomen
D
Dit kan je niet weten
Slide 3 - Quiz
Bruine ogen is dominant over blauwe ogen. Een heterozygote man (qua oogkleur) krijgt een dochter met een blauwogige vrouw. Hoeveel procent kans is er dat zij kinderen krijgen met bruine ogen?
Maak een kruisingsschema op een blaadje!
Slide 4 - Question ouverte
Bij het hangoorkonijn komt bruine en witte vacht- kleur voor. Een homozygoot bruin mannetje paart met een wit vrouwtje. Bruine vachtkleur is dominant. Hoeveel procent van de nakomelingen zijn heterozygoot? Maak een kruisingsschema op het kladblaadje!
A
100%
B
25%
C
75%
D
0%
Slide 5 - Quiz
De nakomelingen van de vorige vraag worden gekruist en krijgen dus ook jongen. Maak je kruisingsschema af t/m de F2.
Hoe groot is de kans op witte konijntjes?
A
100%
B
25%
C
75%
D
0%
Slide 6 - Quiz
A
Beide planten zijn heterozygoot
B
Beide planten zijn homozygoot
C
De ene plant is heterozygoot en de andere homozygoot
Slide 7 - Quiz
De meeste konijnen zijn kortharig, maar er bestaan ook langharige konijnen. Kort haar is dominant. Een heterozygoot mannetje paart met een langharig vrouwtje. Hoe groot is de kans op nakomelingen met kort haar?
A
25%
B
50%
C
0%
D
100%
Slide 8 - Quiz
Als een zwartharige stier, roodharige nakomelingen kan krijgen. Is hij dan heterozygoot of homozygoot?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot
Slide 9 - Quiz
Konijnen komen voor met hangoren en normale oren. Informatie : Een hangoorkonijn krijgt voor 50% nakomelingen met normale oren. Vraag: Welk genotype hadden de ouders van deze nakomelingen?
A
bb en BB
B
bb en Bb
C
Bb en Bb
D
bb en bb
Slide 10 - Quiz
Twee heterozygote kuifkanaries worden onderling gekruist. Hoeveel % van de kinderen van het 1e paar heeft een kuif?Maak een kruisingsschema. (kladblaadje)
Slide 11 - Question ouverte
Bij cavia’s is zwart haar dominant over wit haar. Twee heterozygote cavia’s worden met elkaar gekruist.
Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
Slide 12 - Question ouverte
Het gen voor reuzengroei bij mensen is dominant over het gen voor normale groei. Wat kan het genotype van deze mensen zijn?
krijgt allemaal nakomelingen met reuzengroei
kan ook nakomelingen krijgen met normale groei
bB
BB
bb
Bb
Slide 13 - Question de remorquage
Lust jij spruitjes?
Stel dat spruitjes lekker vinden een recessieve eigenschap is.
Wanneer is de grootste kans dat er nakomelingen komen die spruitjes lekker vinden? Wanneer de kleinste kans?
Zet het genotype van de ouders op volgorde voor de meeste kans tot geen kans.
1.
grootste kans
3.
geen kans
2
beide ouders
Bb
1 ouder BB
1 ouder bb
beide ouders
bb
Slide 14 - Question de remorquage
In een aquarium kruipen appelslakken. De strepen van de schelp worden bepaald door een dominant gen (R). De slakken hebben nakomelingen gekregen waarvan er 87 strepen hebben en 35 zonder. Wat waren de genotypen van de ouders?
Slide 15 - Question ouverte
Een homozygote zwarte kater wordt gekruist met een homozygote roodbruine poes. Een zwarte nakomeling (F1-generatie) wordt vervolgens gekruist met een heterozygote zwarte poes. Welke kleur hebben de nakomelingen van de derde generatie (F2)? Leg je antwoord uit met een kruisingsschema. (kladblaadje)
Slide 16 - Question ouverte
Er zijn konijnen met lange oren en korte oren. Er vindt een kruising plaats.
De F1 nakomelingen bestaan voor 50% uit heterozygoten
Drie konijnen hebben lange oren en één konijn heeft korte oren.
Wat waren de genotypen van de ouders?
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa
Slide 17 - Question de remorquage
Er zijn lang-snavelige en kort-snavelige ara's.
Er vindt een kruising plaats.
De F1 nakomelingen bestaan voor 50% uit heterozygoten
Drie ara's zijn lang-snavelig en één ara is een kort-snavelige ara.
Wat waren de genotypen van de ouders?
uitleg
A a
A AA Aa
a Aa aa
Hoofdletter A (lang-snavelig : Aa en AA: 3 ara's) 50% Aa
kort-snavelig: aa (1 keer aanwezig)
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa
Slide 18 - Question de remorquage
In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen
Slide 19 - Quiz
Een koe en een stier, beide zwartbont en heterozygoot, krijgen twee nakomelingen. De nakomelingen krijgen samen een nakomeling die roodbont is. In de afbeelding zijn drie stambomen getekend. Welke stamboom kan de genotypen juist weergegeven?
A
Stamboom 1
B
Stamboom 2
C
Stamboom 3
Slide 20 - Quiz
Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 21 - Quiz
Zie deze stamboom, kun je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden
Slide 22 - Quiz
Kun je op basis van de stamboom hiernaast met zekerheid zeggen welke eigenschap (blond of bruin) dominant is?
A
Nee
B
Ja, dat is bruin
C
Ja, dat is blond
Slide 23 - Quiz
De personen 1 en 2 krijgen een dochtertje. Sluik haar = dominant.
Is uit de stamboom af te leiden welk haartype het meisje zal hebben?
Zo ja, zal het meisje krullend haar of sluik haar krijgen?