1MH - All Right PW Unit 3

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

All Right 1MH - Unit 3 Grammar, Vocabulary, Expressions  

Deze les...

Gaan we de toetsstof herhalen:

• Woordjes "Transportation" + "Special Days"
• Expressions A t/m F
• Grammatica comparisons + present continuous

...en je krijgt wat leertijd! 

But first a silly question: cats or dogs?

Unit 3: New York

Transportation

Think about the word 'transportation' 

What do you think it means?

1. Vertaal naar NL:
exciting

1. spoorweg
2. opwindend
3. halte
4. openbaar vervoer

2. Vertaal naar NL:
to transfer

1. openbaar vervoer
2. halte
3. overstappen
4. spoorweg

3. Vertaal naar het NL:
fare

Silly Question: Pizza or pasta?

4. Vertaal naar het Engels:
gevaarlijk

5. Vertaal naar het Engels:
verkeer

1. car
2. to drive
3. traffic
4. plane

Now: "Special Days"!

Match the special days to the photos.

 birthday

Christmas Day

Halloween

Valentine's day

Monday

New Year's Eve

Easter Day

4th of July

Mother's Day

wedding day

1. Vertaal naar het NL:
impressive

1. fantastisch
2. indrukwekkend
3. slecht
4. geweldig

2. Vertaal naar het NL:
wonderful

1. matig
2. plezier hebben
3. vieren
4. geweldig

3. Vertaal naar het Engels:
samenkomen

1. to get together
2. to have dinner
3. to have fun
4. to celebrate

4. Vertaal naar het Engels:
vuurwerk

5. Vertaal naar het Engels:
gast

Expressions: lees ze eerst goed door!

1. Vertaal naar het Engels (A):
Is alles in orde?

2. Vertaal naar het Engels (B):
Sorry, dat verstond ik niet.

3. Vertaal naar het Engels (C):
Hij lijkt een beetje nerveus.

4. Vertaal naar het Engels (D):
Stoor ik?

5. Vertaal naar het Engels (E):
Al het beste,

6. Vertaal naar het Engels (F):
Fijne verjaardag en nog vele jaren!

GRAMMAR UNIT 3

LET'S GO THROUGH IT ONE MORE TIME

Grammar: Comparisons:
1. My brother is .... (tall) my mom.

1. more tall than
2. taller than
3. the most tall
4. the talllest

Grammar: Comparisons
2. She is wearing ... (beautiful) dress.

1. more beautiful than
2. beautifuller than
3. the most beautiful
4. the beautifullest

Grammar: Comparisons
3. He is ... (good) at sports than me.

1. gooder
2. more good
3. better
4. the best

4. Welke comparison is NIET juist:

1. bad - badder - baddest
2. big - bigger - biggest
3. small - smaller - smallest
4. far - further - furthest

5. Welke comparison is NIET juist:

1. big - biger - biggest
2. good - better - best
3. busy - busier -busiest
4. nice - nicer - nicest

Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous en welke horen bij de present simple?

Present Simple

Present Continuous

Right now

Today

Never

This moment

Often

Every week

Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Ik kan aan de zin zien of ik present simple of present continuous moet gebruiken

1. ja (super!)
2. nee (tip: oefen in Classroom!)
3. een beetje (tip: oefen in Classroom!)

Well done you!