1BK 3.8 Spelling en zn meervoud

1 Basis 3.8 deel 1
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

1 Basis 3.8 deel 1

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
Je leert wat sterke werkwoorden zijn
Je weet hoe je de PV van sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) spelt
Je leert hoe je de PV van sterke werkwoorden in de 
verleden tijd (vt) spelt
Je hebt geoefend met de spelling van deze werkwoorden
Je hebt verder kennis gemaakt Buddy Tegenbosch

Slide 2 - Diapositive

...

Wat je vandaag leert heb je nodig voor de toetsweektoets

Slide 3 - Diapositive

Ik kocht een mooi boek.

Kocht is een .....
A
PV in de verleden tijd
B
PV in de tegenwoordige tijd

Slide 4 - Quiz

Ik vraag de schrijver om zijn handtekening.
Vraag is een....
A
PV in de verleden tijd
B
PV in de tegenwoordige tijd

Slide 5 - Quiz

Als je de tijd van het werkwoord kopen verandert, verandert de klank
A
kopen is een sterk werkwoord
B
kopen is een zwak werkwoord

Slide 6 - Quiz

Als je de tijd van het werkwoord vragen verandert verandert de klank
A
vragen is een sterk werkwoord
B
vragen is een zwak werkwoord

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Veranderen van klank als je de tijd verandert

Slide 9 - Diapositive

Sterke werkwoorden
Hebben een voltooid deelwoord dat eindigt op -en

Gesprongen

Gezwommen

Gevallen

Slide 10 - Diapositive

Welk werkwoord is sterk?
A
huilen
B
fietsen
C
slaan
D
schoppen

Slide 11 - Quiz

welk werkwoord is niet sterk?
A
hangen
B
vallen
C
koken
D
kijken

Slide 12 - Quiz

Welk voltooid deelwoord hoort bij het werkwoord sluipen?
A
sluipten
B
gesluipen
C
slopen
D
geslopen

Slide 13 - Quiz

Welk voltooid deelwoord hoort bij het werkwoord lezen?
A
gelezen
B
las
C
gelazen
D
geleesde

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive

Stam of stam + T?
Wil je weten of een sterk werkwoord op een stam + t eindigt? Maak het woord langer, dan hoor je het:
vond of vont? langer maken: vonden
dus: vond
beet of beed? langer maken: beten
dus: beet

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Gelukkig wist je hier al veel van!
Oefen thuis online verder met Numo. Er staat een taak klaar. 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord: meervoud op -en
Het zelfstandig naamwoord is een woord voor mensen, dieren, dingen of planten (zie 4.4)
Bijna alle zelfstandig naamwoorden kun je in het meervoud zetten. 
Bij veel zelfstandig naamwoorden zet je daar dan -en achter. 

Slide 22 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een dier, mens, plant, ding en  gevoel
Voor een zelfstandig naamwoord kan je altijd een lidwoord  zetten.
Eigennamen zijn ook zelfstandig naamwoorden.


Slide 23 - Diapositive

Zelfstandig naamwoord: meervoud
  1. meervoud op -s 
    tafel- tafels
    of
  2. -'s
Baby - Baby's

Slide 24 - Diapositive

Doelen van deze les
Je leert wat sterke werkwoorden zijn
Je weet hoe je de PV van sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd (tt) spelt
Je leert hoe je de PV van sterke werkwoorden in de 
verleden tijd (vt) spelt
Je hebt geoefend met de spelling van deze werkwoorden
Je hebt verder kennis gemaakt Buddy Tegenbosch

Slide 25 - Diapositive

Zelf aan de slag!
Maak opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7
van 3.8 Spelling
Klaar? ga verder met 4 t/m 7 (huiswerk)
Doe dit online (Magister-leermiddelen etc.)

timer
10:00

Slide 26 - Diapositive