Kapitel 1 Lektion 4E

  • Handy in Telefontasche
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

  • Handy in Telefontasche
  • Setzt euch bitte (ga zitten)
  • Schulsachen auf dem Tisch (Buch, Heft, Laptop)
  • Laptop geschlossen
  • Rucksack auf dem Boden

Slide 1 - Diapositive

Was machen wir heute?
- Hausaufgaben besprechen 5
- Zurückblick&Wiederholung 5
- Grammatik bezittelijk vnw 10
- Aufgaben machen 15
- Tops & Tips 5
 -evaluieren 5







Slide 2 - Diapositive

Kapitel 1 : Hamburg
Typisch Duitse eigenschappen, uiterlijk & karakter van jezelf en anderen.

Lernziele:
- ik kan het bezittelijk voornaamwoord in een invuloefening gebruiken
- ik weet welke woorden in het Duits met hoofdletter geschreven moeten worden











Slide 3 - Diapositive

Satz der Woche


Haben Sie die Noten?


Slide 4 - Diapositive

Wir kontrollieren die Antworten.

Slide 5 - Diapositive

Sleep de Nederlandse betekenis naar de 
Duitse bezittelijke voornaamwoorden.
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
Ihr
zijn
onze/ons
jullie
mijn
uw
jouw
haar/hun

Slide 6 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
mein
er
wir
Sie
ihre
unser
du
deine

Slide 7 - Question de remorquage

Bezittelijke voornaamwoorden (Possesivpronomen)

Dat is mijn broer                       Das ist mein Bruder.
Dat is mijn zus                           Das ist meine Schwester.



Wat valt op??

Slide 8 - Diapositive

mijn    mein(e)           mein Bruder, meine Schwester
jouw    dein(e)            dein Vater, deine Mutter
zijn       sein(e)             sein Onkel, seine Tante
haar     ihr(e)                ihr Opa, ihre Oma
onze    unser(e)           unser Kind, unsere Kinder
jullie    euer, eure       euer Vater, eure Mutter
hun     ihr(e)                 ihr Kind, ihre Kinder
uw       Ihr(e)                 Ihr Sohn, Ihre Tochter


Wanneer komt er een extra 'e' ??????
Welk bezittelijk vnw komt meerdere keren voor????

Slide 9 - Diapositive

Sleep de Nederlandse betekenis naar de 
Duitse bezittelijke voornaamwoorden.
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
Ihr
zijn
onze/ons
jullie
mijn
uw
jouw
haar/hun

Slide 10 - Question de remorquage

persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
mein
er
wir
Sie
ihre
unser
du
deine

Slide 11 - Question de remorquage

Ist (haar) Bruder ganz groß?
A
ihr
B
eure
C
ihre
D
euer

Slide 12 - Quiz

Wat moet met hoofdletters?
Is dat uw moeder?
ist das ihre mutter?

A
Ist, Mutter
B
Ist, Ihre, Mutter
C
Ihre, Mutter
D
Ist, Ihre

Slide 13 - Quiz

Was? (wat)
Aufgabe 10 zusammen
selbst 11, 12, 13
S. 34
Wie? (hoe)
zu Zweit 
Wie lange? (hoe lang)
15 min
Hilfe? (hulp)
Grammatik G + Dozentin
S. 33
Fertig? (klaar)
Aufgabe 14
Was machen wir damit?
besprechen/Hausaufgaben
Selbstständig an die Arbeit! H2a
timer
15:00

Slide 14 - Diapositive

Was? (wat)
Aufgabe 14
S. 34
Wie? (hoe)
zu Zweit 
Wie lange? (hoe lang)
15 min
Hilfe? (hulp)
Grammatik A+C
S. 11+18
Fertig? (klaar)
Lektion 5 Aufgabe 1+2
S. 36
Was machen wir damit?
besprechen/Hausaufgaben
Selbstständig an die Arbeit! A2a
timer
15:00

Slide 15 - Diapositive

Wat vind je van de lessen tot nu toe?
Wat doet de docent goed? Wat kan beter?
Geef top(s) en tip(s).

Slide 16 - Question ouverte

Welke woorden moeten met hoofdletter?
familie, zoon, später, reden, zusammen, der spaß

Hoe vertaal je:
jouw vader
zijn zus
onze grootouders




Slide 17 - Diapositive

Nächste Stunde
Lektion 5
Hausaufgaben....lernen Vokabeln Lektion 4+5



Check rommel rond je tafel
Blijf op je plaats tot de bel gaat
Stoel aanschuiven
Danke schön !


Slide 18 - Diapositive

Wir kontrollieren die Antworten.

Slide 19 - Diapositive