Werkwoordspelling herhalen
1 / 24
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
De auto strandt langs de snelweg.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 5 - Quiz
Joris en Ellen hebben met elkaar gedanst.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 6 - Quiz
Loes vierde haar verjaardag in het zwembad.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 7 - Quiz
De jongen redde de hond.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 8 - Quiz
Het heeft vannacht verschrikkelijk gestormd en geregend.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 9 - Quiz
De coach wisselt de speler.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Diapositive
Jij .......
(boren, tt) een gat in de muur.
(boren, tt) een gat in de muur.
Slide 12 - Question ouverte
Hij ......
(slapen, tt) op zolder.
(slapen, tt) op zolder.
Slide 13 - Question ouverte
Huub .......
(meten, tt) de omvang van zijn armen.
(meten, tt) de omvang van zijn armen.
Slide 14 - Question ouverte
vermoorden
De dader heeft de man...................
De dader heeft de man...................
Slide 15 - Carte mentale
belanden
Hij is in het bos.................
Hij is in het bos.................
Slide 16 - Carte mentale
verrekken
Hij heeft zijn enkelbanden.................
Hij heeft zijn enkelbanden.................
Slide 17 - Carte mentale
verdwalen
De kleuter is..............in het winkelcentrum.
De kleuter is..............in het winkelcentrum.
Slide 18 - Carte mentale
onthouden
.......................jij goed wat ik heb gezegd?
.......................jij goed wat ik heb gezegd?
Slide 19 - Carte mentale
Wat is het voltooid deelwoord van fietsen?
