Bijvoeglijke naamwoorden

We oefenen met bijvoeglijke naamwoorden.
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

We oefenen met bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Wat is het bijvoeglijke naamwoord?

Ik fiets op een rode fiets.
A
fiets
B
op
C
rode
D
een

Slide 3 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ik eet een lekkere pizza.
A
eet
B
een
C
pizza
D
lekkere

Slide 4 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Morgen heb ik een leuk feestje.
A
Morgen
B
leuk
C
feestje
D
ik

Slide 5 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Ik heb een grijze kat.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Morgen ga ik naar een groot feest.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Mijn lieve konijn heet Stippie.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk naamwoord (2)?

Ik koop een oude, rode motor.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is het bijvoeglijk naamwoord (2)?

Ik heb een kleine, grijze fiets.

Slide 10 - Question ouverte

Bijvoeglijke naamwoorden ...
A
Ja die snap ik!
B
Ik begin het een beetje te snappen.
C
Die vind ik nog lastig.
D
Ik begrijp het nog niet.

Slide 11 - Quiz