Introductie - Bevolking en Ruimte

Bevolking en ruimte
1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Bevolking en ruimte

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen

- Introductieles


Slide 2 - Diapositive

Migratiemotieven

Slide 3 - Carte mentale

'de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is'
Deze omschrijving hoort bij?
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsspreiding
C
Bevolkingspiramide
D
sterftecijfer

Slide 4 - Quiz

De bevolking van een land kan op 2 manieren veranderen. Welke twee zijn dat?

Slide 5 - Question ouverte

Aantrekkingsfactor
Afstotingsfactor
Nieuwe baan 
Betere school voor kinderen
Noord-Groningen aardbevings gebied
Spoorlijn langs je huis
De Randstad
Geen werk kunnen vinden

Slide 6 - Question de remorquage

Welk van de onderstaande gebieden heeft te maken met vergrijzing?
A
Amsterdam
B
Steden
C
Platteland
D
Aldeboarn

Slide 7 - Quiz

Amsterdam is een voorbeeld van
A
Concentrisch groeimodel
B
Sector groeimodel
C
Meerkernen groeimodel
D
Historisch groeimodel

Slide 8 - Quiz

Lelystad is een voorbeeld van
A
Concentrisch groeimodel
B
Sector groeimodel
C
Meerkernen groeimodel
D
Historisch groeimodel

Slide 9 - Quiz

Stad 
Agglomeratie
Stedelijke zone
Klein oppervlak
Groter oppervlak
Grootste oppervlak

Slide 10 - Question de remorquage

Oorzaak:
Gevolg:
Hutongs  verdwijnen
Uitbreiding OV
Toename congestie
Hoogbouw neerzetten
Mobiliteit vergroot
Stijgende welvaart

Slide 11 - Question de remorquage

Geboorteoverschot =
A
Aantal geboortes per 1000 inwoners
B
Ander woord voor babyboom
C
Als er meer geboortes dan sterftes zijn

Slide 12 - Quiz

Laag geboortecijfer
Fase 1
Fase 3
Fase 4
Fase 2
Hoog geboortecijfer
Hoog sterftecijfer
Hoog geboortecijfer
Ontwikkeld land
Arm land
Land in ontwikkeling

Slide 13 - Question de remorquage

Suburbanisatie
A
Verhuizen van platteland naar stad
B
Verhuizen van stad naar net buiten stad
C
Verhuizen van net buiten stad naar stad
D
Verhuizen van stad naar platteland

Slide 14 - Quiz

Verhuizen omdat in het gebied waarin je woont geen werk is. Dit is een ........ verhuismotief.
A
Politiek
B
Economisch
C
Sociaal
D
Ecologisch

Slide 15 - Quiz

Waaraan kun je zien dat de leefbaarheid in deze wijk goed is?

Slide 16 - Question ouverte

'Als verschillende bevolkingsgroepen ieder in hun eigen buurt wonen en er weinig contact is met andere bevolkingsgroepen' Dan is er sprake van:
A
Remigratie
B
Segregatie
C
Integratie
D
Emigratie

Slide 17 - Quiz

De leefbaarheid in de wijk wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ruimtelijke kwaliteit. Je kijkt naar wat voor soort huizen zijn er, hoeveel ruimte is er, zijn er genoeg groenvoorzieningen. Noem nog eens twee andere zaken waar we opletten bij ruimtelijke kwaliteit van de wijk.

Slide 18 - Question ouverte

In fase 2 van het demografisch transitiemodel daalt eerst het sterftecijfer. Waarom is dat?

Slide 19 - Question ouverte

Noem en sector waarin veel seizoensmigratie voorkomt?

Slide 20 - Question ouverte

Concentrisch groeimodel
Sector-groeimodel
meerkernen-groeimodel

Slide 21 - Question de remorquage

Wat is een agglomeratie
A
aaneengesloten stedelijke bebouwing die zich over meer dan één gemeente uitstrekt
B
Oude wijk in China
C
het oude centrum van een stad
D
Het gebied waarvoor de stad allerlei voorzieningen aanbied

Slide 22 - Quiz

De reikwijdte van een bioscoop is kleiner dan die van een bakker
A
Waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Het verzorgingsgebied van een bakker is groter dan die van een bioscoop
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat is congestie?

Slide 25 - Question ouverte

Nu aan het werk!
- Lezen blz. 58 en 59 in LB
- Maken bijbehorende opdrachten in WB

Slide 26 - Diapositive

Welk begrip hoor bij de uitleg: De toename van het aandeel van 65-plussers in de bevolking?

Slide 27 - Question ouverte

Leg uit hoe een agglomeratie ontstaat.

Slide 28 - Question ouverte

Wat is het grootste stedelijk gebied in Nederland?

Slide 29 - Question ouverte

Past het concentrisch groeimodel bij de kaart van Rotterdam? Leg je antwoord uit.
(zie https://parallel.co.uk/netherlands/#10.77/52.2436/5.1263)

Slide 30 - Question ouverte

Leg het begrip ''Congestie'' uit.

Slide 31 - Question ouverte

Wat is de naam van dit model?

Slide 32 - Question ouverte

Noem twee oorzaken voor de daling van het geboortecijfer in fase 3

Slide 33 - Question ouverte

Sinds Shenzhen een SEZ is geworden is er een .... in Shenzhen.
A
Vestegingsoverschot
B
Vertrekoverschot

Slide 34 - Quiz

Leg uit wat de volgende gebieden met elkaar te maken hebben:
Krimpgebied - Voorzieningen -

Slide 35 - Question ouverte

Welk begrip past bij deze foto?

Slide 36 - Question ouverte

Welke vorm heeft deze bevolkingsdiagram?

Slide 37 - Question ouverte

De Randstad is een voorbeeld van een
A
Historische stad
B
Agglomeratie
C
Stedelijke zone

Slide 38 - Quiz

De hoeveelheid klanten die een winkel nodig heeft om te bestaan, noem je
A
Reikwijdte
B
Drempelwaarde
C
Verzorgingsgebied

Slide 39 - Quiz

Ruimtelijke ordening gaat over het inrichten van de ruimte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Over een bestemmingsplan kan je als inwoner stemmen, dit heet inspraak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quiz

Welke uitspraak hoort bij het verzorgingsgebied van de Pathé Haarlem?
A
Klanten komen uit Haarlem en omgeving
B
De reikwijdte is de stad Haarlem
C
De drempelwaarde is 125 klanten per dag

Slide 42 - Quiz

Een bewijs van waar je geboren bent (platteland/stad) noem je een
A
Hutong
B
Urbanisatie
C
Hukou
D
Suburbanisatie

Slide 43 - Quiz

Forensisme komt in China niet voor tussen het lege westen en het drukke oosten. Welke uitspraak is juist?
A
De Chinese regering bouwt voor iedereen een huis in het westen.
B
De afstand tussen oost en west is te groot om elke dag te reizen.
C
Er ontstaat een eindeloze braindrain van oost naar west.

Slide 44 - Quiz

Wat zie je in een bevolkingspiramide?
A
Sociale bevolkingsgroei
B
Natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 45 - Quiz

Nederland heeft 517 inwoners per vierkante kilometer. Dit gaat over:
A
Bevolkingsspreiding
B
Bevolkingsdichtheid

Slide 46 - Quiz

Deze afbeelding hoort bij welk soort land?
A
Arm
B
In ontwikkeling
C
Rijk

Slide 47 - Quiz

Braindrain is:
A
Migratie naar het buitenland
B
De bevolking is netjes verspreid
C
Kennis verdwijnt uit krimpgebieden

Slide 48 - Quiz