Quiz taaltoets 2 brugklas

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Zoek de persoonsvorm:
Ik kijk elke dag een filmpje op mijn computer.

1. Ik
2. dag
3. kijk
4. filmpje

De juf zette de computer aan.

1. zette
2. De juf
3. computer
4. aan

Ik lachte nooit om zijn flauwe grappen.

1. grappen
2. flauwe
3. lachte
4. Ik

Hij praat steeds door de les!

1. steeds
2. praat
3. Hij
4. les

Max is een gezellige jongen.

1. is
2. Max
3. jongen
4. gezellige

Fleur heeft mooi blond haar.

1. Fleur
2. heeft
3. blond
4. er staat geen werkwoord in deze zin

Hij brandde zijn vingers aan de kaars.

1. brandde
2. kaars
3. Hij
4. vingers

Welke woorden zijn een zelfstandig naamwoord?

1. de, het, een
2. rijdt, loopt, fietst
3. bus, auto, brommer

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?

1. zeeland
2. blauw
3. computer
4. zonnebloem

Welke woorden zijn werkwoorden?

1. boek, schrift, vakantie
2. huilen, dansen, spelen
3. bouwvakker, lasser, timmerman

Noteer de juiste persoonsvorm:
Mijn oma (vinden) het erg leuk om met mij te winkelen.

1. vind
2. vindt

(Houden) jij van regelen en kun je snel besluiten nemen?

1. Houdt
2. Houd

Mijn broer (worden) later piloot bij KLM.

1. word
2. wordt

Kies het juiste verwijswoord:
De man .... daar op het bankje zit.

1. die
2. dat

Het bootje ... daar in de haven ligt.

1. die
2. dat

Noteer het meervoud van:
wc

Noteer het meervoud van:
knie

Wat is het lijdend voorwerp?
Mieke eet een broodje in de kantine.

1. Mieke
2. een broodje
3. eet
4. in de kantine

Wat is het lijdend voorwerp?
Bas en Mark pakken samen de grote boomstam op.

1. de grote boomstam
2. Bas en Mark
3. samen
4. pakken op

Noteer het wg:
Eet jij dat broodje kip nog op?

1. eet
2. eet op
3. eet jij op
4. dat broodje kip

Gisteren verliet mijn tante boos de zaal.

1. gisteren
2. mijn tante
3. verliet
4. verliet de zaal