Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs.
Éléments de cette leçon
Wat is GEEN onderdeel van de hersenen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Harde hersenen
Slide 1 - Quiz
Zet in meest logische volgorde: -impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie
Slide 2 - Quiz
Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Autonoom zenuwstelsel
Slide 3 - Quiz
Grote hersenen
Hersenstam
Kleine hersenen
Ruggenmerg
Slide 4 - Question de remorquage
Een axon is?
A
Witte mergschede
B
Een lange uitloper van een neuron
C
Grijze stof
D
Een korte uitloper van een neuron
Slide 5 - Quiz
Welke stof zorgt ervoor dat er wit merg in de hersenen aanwezig is?
Slide 6 - Question ouverte
Dendriet
Cellichaam
Kern
Axon
Myelineschede
Eindknop
Slide 7 - Question de remorquage
Hoe noemen we de ruimte tussen twee neuronen in? (geen lidwoord typen)
Slide 8 - Question ouverte
Hoe noemen we de grijze stof in de hersenen ook?
Slide 9 - Question ouverte
Speelt een rol bij de selectie van prikkels die doorgegeven moeten worden aan de verschillende delen van de hersenschors
A
Hypothalamus
B
Hippocampus
C
Hersenstam
D
Thalamus
Slide 10 - Quiz
Hoe heet het stofje dat je verliefd maakt.
A
Adrenaline
B
Glucagon
C
Dextrose
D
Dopamine
Slide 11 - Quiz
Welke neurotransmitter speelt een rol bij de inname van XTC?
A
Acetylcholine
B
Dopamine
C
Serotonine
D
Adrenaline
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurt er met dopamine als je cocaïne gebruikt?
A
Er komt meer dopamine vrij in de synaptische spleet
B
Dopamine kan het beloningscentrum niet bereiken
C
Dopamine wordt niet opgevangen door hun receptoren
D
De dopamine wordt niet terug opgenomen in het vorige axon
Slide 13 - Quiz
Welke zintuigen spelen een rol in de kniepeesreflex
A
Pijnzintuigen
B
Drukzintuigen
C
Spierspoeltjes
D
Spierstaafjes
Slide 14 - Quiz
Kniepeesreflex. Via welke delen verlopen de impulsen? Zintuigcellen --> Zenuwen --> .......... --> Zenuwen --> Spieren
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Ruggenmerg
Slide 15 - Quiz
Bekijk de afbeelding Welke benaming van Zenuwbaan hoort daarbij?
A
Bewuste gewaarwording
B
Reflex
C
Gewilde beweging
D
Combinatie van A en C samen
Slide 16 - Quiz
Welke voorbeelden worden geregeld door het animaal zenuwstelsel?
A de kniepeesreflex (de dokter tikt met een hamertje onder je knie, je been strekt zich vanzelf) B een jas aantrekken als het koud is buiten C het warm krijgen tijdens de gymles D stil worden als de docent daarom vraagt
A
A - C
B
B - C - D
C
A - C - D
D
B - D
Slide 17 - Quiz
Dit centrum geeft betekenis aan woorden:
A
Centrum van Wernicke
B
Centrum van Broca
C
centra voor zintuigelijke waarneming
D
Hippocampus
Slide 18 - Quiz
Welk hersencentrum is beïnvloed als je agressief wordt onder de invloed van alcohol?
A
Het voorste deel van de voorhoofdslobben
B
De kleine hersenen
C
De hersentam
D
De hippocampus
Slide 19 - Quiz
Emoties worden gereguleerd in:
A
Hersenbalk
B
Limbisch systeem
C
Prefrontale cortex
D
Sensorische cortex
Slide 20 - Quiz
Dit hersencentrum moet zich nog ontwikkelen in de puberteit
A
het gebied van Broca
B
het limbisch systeem
C
de frontaalkwab
D
gebied van zintuigelijke waarneming
Slide 21 - Quiz
Hormoonstelsel
Zenuwstelsel
Hormonen
Neurotransmitters
Bloed
Synaptische spleet
Klier
Blaasjes uiteinde axon
Snel
Trager
Slide 22 - Question de remorquage
Welke klieren hebben afvoerbuizen?
A
de zweetklier en schildklier
B
de zweetklier en oorsmeerklier
C
de schildklier en oorsmeerklier
D
de eilandjes van Langerhans en de zweetklier
Slide 23 - Quiz
Welke stelling is onjuist?
A
Hormonen worden vervoerd via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoeld is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft een receptor waarmee hij het signaal van verschillende hormonen kan ontvangen
Slide 24 - Quiz
pancreas is
A
lever
B
galblaas
C
alvleesklier
D
12 vingerige darm
Slide 25 - Quiz
Waar ligt de pancreas?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 26 - Quiz
Welk hormoon geeft je alvleesklier af als je glucose in je bloed is gestegen?
Slide 27 - Question ouverte
Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever
Slide 28 - Question de remorquage
Welk hormoon wordt bij diabetes onvoldoende geproduceerd?
A
Insuline
B
Glucagon
Slide 29 - Quiz
Waar wordt adrenaline geproduceerd?
A
Hypofyse
B
Schildklier
C
Bijnieren
D
Testikels
Slide 30 - Quiz
Het regelcentrum van het endocriene systeem bestaat uit:
A
Hypothalamus & Hersenstam
B
Hypothalamus & Hypofyse
C
Hypofyse & Hersenstam
D
Hersenstam, Hypothalamus en Hypofyse
Slide 31 - Quiz
Welk hormoon zorgen voor de melkproductie?
A
oxytocine
B
progesteron
C
prolactine
D
oestrogeen
Slide 32 - Quiz
Welke verschijnselen zullen optreden bij een patiënt met een tekort aan thyroxine?