Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands
Maandag 4 oktober 2021
Techniek jaar 2 BBL
Slide 1 - Diapositive
Planning
- Absentie
- Herhaling Hoofdstuk 1, 2 en 3
- Uitleg Hoofdstuk 4
- Zelfstandig aan het werk
- Afsluiten
Slide 2 - Diapositive
Herhaling theorie H1, 2 en 3
H1 Tekstsoorten en leesstrategieën
H2 Onderwerp en hoofdgedachte
H3 Inleiding, kern, slot
Slide 3 - Diapositive
Een advertentie van Apple is een....
A
Informatieve tekst
B
Betogende tekst
C
Instructieve tekst
Slide 4 - Quiz
Je hebt een recensie geschreven over de nieuwe James Bond film. Wat voor soort tekst is dit?
A
Betogende tekst
B
Informatieve tekst
C
Instructieve tekst
Slide 5 - Quiz
Je schrijft een stageverslag voor de opleiding. Wat voor soort tekst?
A
Betogende tekst
B
Informatieve tekst
C
Instructieve tekst
Slide 6 - Quiz
Wanneer lees je verkennend?
A
Als je naar de titel, tussenkopjes en afbeeldingen kijkt.
B
Als je een antwoord wil hebben op een bepaalde vraag.
C
Als je moet leren voor een toets.
Slide 7 - Quiz
Je zoekt in de tekst de naam van een nieuwe machine. Hoe lees je?
A
Intensief
B
Globaal
C
Gericht
Slide 8 - Quiz
Het onderwerp van een tekst bestaat meestal uit 1 zin.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
In de inleiding staat.....
A
Het onderwerp wordt hier verder uitgewerkt
B
Een grappig verhaaltje om de aandacht te trekken
C
Hier sluit je de tekst af
Slide 10 - Quiz
De kern bestaat uit meerdere alinea's. omdat hier het onderwerp verder uitgewerkt wordt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Uitleg Hoofdstuk 4 Samenhang
Slide 12 - Diapositive
\
Om een tekst beter te begrijpen wordt de samenhang in een tekst verduidelijkt met signaalwoorden, die we ook wel verbindingswoorden noemen. Signaalwoorden verbinden zinnen en alinea's met elkaar.
Slide 13 - Diapositive
Opsomming
In de supermarkt koop ik eieren, melk en brood.
Als ik op vakantie ga neem ik een zwembroek, tandenborstel en handdoek mee. Ook neem ik mijn telefoon mee.
Opsomming
Slide 14 - Diapositive
Een soort verband is bijvoorbeeld volgorde:
Eerst pak je de trein naar Arnhem. Daarna pak je de bus naar de Thorbeckestraat. Vervolgens loop je nog 2 minuten. Dan heb je jouw bestemming bereikt.
Volgorde
Slide 15 - Diapositive
Nog een voorbeeld:
Eerst ga ik ontbijten. Daarna stap ik onder de douche. Ten slotte kleed ik mij aan.
Wat als je de signaalwoorden niet gebruikt:
Ik ga ontbijten. Ik stap onder de douche. Ik kleed mij aan ....
Volgorde
Slide 16 - Diapositive
Een ander verband: reden (iemand doet een uitspraak en geeft een reden).
Ik ga vanmiddag naar de kapper (uitspraak), want mijn haar is veel te lang (reden).
Ik ga niet met het vliegtuig (uitspraak), omdat ik hoogtevrees heb (reden).
'Want' en 'omdat' zijn signaalwoorden.
Reden
Slide 17 - Diapositive
Een voorbeeld of een toelichting geven.
Ik heb alle examens van Nederlands al gemaakt, onder andere schrijven en lezen.
Met een opleiding techniek kun je verschillende kanten op. Bijvoorbeeld, werktuigbouwkunde of elektrotechniek.
Voorbeeld/Toelichting
Slide 18 - Diapositive
Wat is het signaalwoord?
Eerst ga ik op bezoek bij mijn moeder. Daarna ga ik wat drinken met mijn vrienden.
A
Eerst
B
Met
C
Op
D
Daarna
Slide 19 - Quiz
Ik wil graag nog een keer naar Japan en Australië op vakantie.
Welke signaalwoord staat in deze zin?
A
Nog
B
Een
C
En
D
Op
Slide 20 - Quiz
Er is kortsluiting geweest in de fabriek. [ ... ] werken de machines niet.
Welke signaalwoord hoort tussen de haakjes?
A
Daardoor
B
Want
C
En
D
Ten slotte
Slide 21 - Quiz
Ik heb in de vakantie veel dingen gedaan, zoals fietsen en gamen.
Welke twee signaalwoorden staan in deze zin?
A
veel en zoals
B
zoals en 'en'
C
veel en 'en'
D
'in' en 'en'
Slide 22 - Quiz
Zelfstandig aan het werk
- Maken van bouwsteen Hoofdstuk 4
Paragraaf lezen en luisteren opgave 1 t/m 6 en 21 t/m 30