4.1 Hoe maak je dat? deel 2

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

	Vak: Economie Hoofdstuk: 4.1 Hoe maak je dat?
1.	Lesopening
2.	Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.	Mini-check + arrangementen
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak je boek van economie en je schrift van economie. 

Laat je boek nog even dicht op tafel liggen. 

Huiswerkcontrole.

2. Lesdoel +Leergebiedoverstijgende doelen

Aan het eind van deze les weet je:

- hoe je de kostprijs per product kan berekenen 

- welke productiesectoren er zijn 

Leergebiedoverstijgende doelen:

Reflecteren

- Schat in wat nodig is om een leerdoel te beheersen (uitleg strategie, oefentijd, herhaling nodig)

- Vertelt wat de waarde is van deze opdracht voor zichzelf.

3. Mini-check + arrangementen

Verdiept (8 of hoger) --> Bregje en Nick.

Jullie maken zelfstandig opdracht 11 t/m 18 op blz 100/101.

De rest doet mee met de mini-check.

De kostprijs is...

1. Hoeveel een product kost in de winkel
2. Hoeveel de de vaste lasten zijn
3. Hoeveel het kost om een product te maken
4. Hoeveel belasting je moet betalen

Robert heeft 250 zakjes snoep gemaakt. Hij heeft € 65,- uitgegeven. Wat is de kostprijs per zakje?

1. € 0,40
2. € 0,26
3. € 3,85
4. € 0,14

Stel dat de kostprijs per smartphone gemiddeld €90 is en er 16.000 smartphones worden geproduceerd. Wat zijn de totale productiekosten?

1. € 16.000
2. € 90
3. € 1.440.000

Wat is geen productiesector?

1. Agrarische bedrijven
2. Dienstverlenende bedrijven
3. Overheidsinstanties
4. Industriële bedrijven

Wie maakt wat?

3/4 vragen goed, dan mag je zelfstandig aan de slag. Je maakt opdracht 11 t/m 18 op blz 100/101.

De rest doet mee met de instructie. 

Rekenen met de formule

Alle productiekosten : aantal producten = kostprijs per product. 

Yasin pimpt sneakers op. Per jaar pimt hij 12 paar sneakers. De productiekosten waren € 1.350. 

Bereken wat de kostprijs is per paar sneakers?

Welke productiekosten heeft Yasin? 

Productiesectoren

• Agrarische bedrijven: visserij, melkveebedrijf, bloembollenkweker
• Industriële bedrijven: scooterfabriek, kledingfabriek, meubelmaker
• Dienstverlenende bedrijven: kledingwinkel, kapper, transportbedrijf, bank

                                                         

In welke productiesector hoort een houtproducent

1. agrarische
2. industriële
3. dienstverlenende

Tot welke productiesector behoort de kapper?

1. Dienstverlenende sector
2. Agrarische sector
3. Industriele sector

In welke productiesector hoort een meubelmaker

1. agrarische
2. industriële
3. dienstverlenende

5. Begeleid inoefenen

Geen of 1 vraag goed bij de mini-check -->

Dan maken we samen opdracht 11 en 13.

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig paragraaf 4.1 opdracht 11 t/m 18 op blz 100/101.

Ben je klaar?

Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je.

Daarna maak je de rekenopgaven 6 t/m 10 op blz 124.

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

Weet je:

- hoe je de kostprijs per product kan berekenen ?

- welke productiesectoren er zijn?

Huiswerk en toetsen

Huiswerk: 

Dinsdag 14 februari

4.1 opdracht 11 t/m 18

Toetsen: 

-