Afkortingen en symbolen

Nederlands
Afkortingen en symbolen 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands
Afkortingen en symbolen 

Slide 1 - Diapositive

Spelling 
Leerdoelen van deze les: 
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.

Slide 2 - Diapositive


Wat betekent de afkorting 'mavo'?

Slide 3 - Question ouverte


Wat betekent de afkorting 'vip'?

Slide 4 - Question ouverte


Wat betekent de afkorting 'd.w.z.'?

Slide 5 - Question ouverte


Wat betekent de afkorting 'n.a.v.'?

Slide 6 - Question ouverte

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Afkortingen kunnen kort en precies verwijzen naar een bepaald woord, naam of term. 

We gebruiken afkortingen om zinnen of woorden korter te maken of om snel duidelijk te maken wat je bedoelt. Toch begrijpt niet iedereen alle afkortingen. 

Je kunt op vijf manieren een woord of woordgroep korter schrijven. We gaan deze manieren één voor één bij langs. 
  • afkorting
  • letterwoord
  • initiaalwoord
  • verkorting
  • symbool

Slide 7 - Diapositive

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Afkorting
Een woord(groep) wordt met een beperkt aantal letters weergegeven. Een afkorting spreek je uit als het oorspronkelijke woord en schrijf je met een of meer punten. 
      VB: e.d. (en dergelijke) of z.o.z. (zie ommezijde)

Letterwoord 
Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord en schrijft het zonder punten. Je gebruikt een hoofdletter als deze ook in het afgekorte woord voorkomt.
      VB: pin (persoonlijk identificatienummer) of  havo (hoger algemeen voortgezet        onderwijs) 



Slide 8 - Diapositive

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Initiaalwoord 
wordt op dezelfde manier gevormd als een letterwoord, maar je spreekt het uit als losse letters.
      VB: btw (belasting over toegevoegde waarde) of NS (Nederlandse Spoorwegen) 

Verkorting
is opgebouwd uit een of meer lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als woord. 
      VB: airco (airconditioning) of wifi (wireless fidelity)


Slide 9 - Diapositive

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Symbool
is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt het uit als het woord waar het voor staat. De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken, net als het gebruik van hoofdletters en kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt. 
      VB: V (volt), ml (milliliter), GB (gigabyte)

Slide 10 - Diapositive

Wat is pc?
A
afkorting
B
initiaalwoord
C
letterwoord
D
verkorting

Slide 11 - Quiz

Leg uit:

Slide 12 - Question ouverte

PC: initiaalwoord

  • Je spreekt pc namelijk uit als peecee.
  • Een initiaalwoord lijkt op een letterwoord, maar je spreekt het uit als losse letters. Een letterwoord spreek je echt uit als een woord.

Slide 13 - Diapositive

Wat is z.s.m.?
A
afkorting
B
initiaalwoord
C
letterwoord
D
verkorting

Slide 14 - Quiz

Leg uit:

Slide 15 - Question ouverte

z.s.m.: afkorting
  • Is de weergave van een woordgroep met een beperkt aantal letters. 
  • Je spreekt de afkorting uit als het oorspronkelijke woord. 
  • Je gebruikt één of meerdere punten (en hoofdletters als die in het oorspronkelijke woord voorkomen)

Slide 16 - Diapositive

Wat is aids?
A
afkorting
B
initiaalwoord
C
letterwoord
D
verkorting

Slide 17 - Quiz

Leg uit:

Slide 18 - Question ouverte

aids: letterwoord
  • Bestaat uit de eerste letters van een woordgroep      (aqcuired immuno deficiency syndrome)
  • Je spreekt het uit als een woord
  • Je schrijft het woord zonder punten 

Slide 19 - Diapositive

Wat is bios?
A
Afkorting
B
Initiaalwoord
C
Letterwoord
D
Verkorting

Slide 20 - Quiz

Leg uit:

Slide 21 - Question ouverte

bios: verkorting
  • Verkorting van het woord bioscoop. 
  • Je spreekt het uit als een woord.

Slide 22 - Diapositive

Wat is UEFA?
A
Afkorting
B
Initiaalwoord
C
Letterwoord
D
Verkorting

Slide 23 - Quiz

Leg uit:

Slide 24 - Question ouverte

Wat is UEFA?
A
Afkorting
B
Initiaalwoord
C
Letterwoord
D
Verkorting

Slide 25 - Quiz

UEFA: letterwoord
Je spreekt het uit als een woord.

Slide 26 - Diapositive

Wat is A?
A
Afkorting
B
Symbool
C
Letterwoord
D
Verkorting

Slide 27 - Quiz

Leg uit:

Slide 28 - Question ouverte

A: ampère 
  • Notatie van wetenschappelijk begrip
  • Je spreekt het woord uit  

Slide 29 - Diapositive