les 15 de voorzetsels

• Taal
• Basisschool
• Groep 4

De voorzetsels

De voorzetsels

De boom staat achter het huis.

De schoenen staan onder het bed.

Zij gaat naar huis.

Zij zitten op de stoel.

Vul het goede voorzetsel in..

De fiets is ....... Yusuf.

1. bij
2. op
3. van
4. naar

...........de stoel zit een man.

1. op
2. in
3. met
4. over

Zij leest ....... een boek.

1. met
2. bij
3. op
4. in

Het meisje zit ........ de jongen.

1. bij
2. in
3. naast
4. op

Het kind luistert ......... het verhaal.

1. in
2. naar
3. bij
4. over

De klok hangt ...... de muur.

1. aan
2. in
3. tegen
4. achter

Het kind gaat ...... 8 uur naar bed.

1. in
2. op
3. om
4. bij

De baby zit ... de doos.

1. op
2. naast
3. onder
4. in

De hond zit ...... de doos.

1. op
2. in
3. achter
4. naast

De poes staat ...... de doos.

1. in
2. achter
3. voor
4. op

De man stapt ....... de doos.

1. in
2. uit
3. over
4. naar

De man gaat ...... de muur.

1. in
2. bij
3. over
4. achter

De jongen staat ..... de boom.

1. achter
2. voor
3. naast
4. onder

Het einde