basisbegrippen economie

Zijn volgende  krantenkoppen een voorbeeld van micro- meso- of macro-economie?
  • micro-economie
    => individuele beslissingen van consumenten & producenten
  • meso-economie
    => vooral bedrijfstakken & economische sectoren
  • macro-economie
    => economie van één of meerdere landen.
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
CultuurwetenschappenSecundair onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Zijn volgende  krantenkoppen een voorbeeld van micro- meso- of macro-economie?
  • micro-economie
    => individuele beslissingen van consumenten & producenten
  • meso-economie
    => vooral bedrijfstakken & economische sectoren
  • macro-economie
    => economie van één of meerdere landen.

Slide 1 - Diapositive

Gezin zou per jaar bijna 1.500 euro op energiefactuur kunnen besparen
A
macro
B
meso
C
micro

Slide 2 - Quiz

Privérusthuizen krijgen grootste deel compensaties na corona
De grote commerciële rusthuizen krijgen te veel geld uit de compensatiepot die de Vlaamse regering had aangelegd om de leegstand te compenseren. Dat vindt Vlaams Parlementslid Ann De Martelaer (Groen), zo staat te lezen in Het Belang van Limburg en De Gazet van Antwerpen.

A
macro
B
meso
C
micro

Slide 3 - Quiz

IMF ziet wereldeconomie met 4,4 procent krimpen, de Belgische met 8,3 procent
A
macro
B
meso
C
micro

Slide 4 - Quiz

Economische schade van eerste coronagolf in België groter dan in Nederland
A
macro
B
meso
C
micro

Slide 5 - Quiz


Huizen met tuin erg gegeerd op immomarkt: ‘Wie wacht, betaalt straks misschien minder’

A
macro
B
meso
C
micro

Slide 6 - Quiz


Faillissement Wibra is een feit: 439 personeelsleden ontslagen

A
macro
B
meso
C
micro

Slide 7 - Quiz

Zijn volgende  behoeften primair, secundair of tertiair?
  • primair
    => om te overleven m.a.w. levensnoodzakelijke behoeften.
  • secundair (kledij, eten, huisvesting)
    => minder noodzakelijk maar maken het leven wel aangenamer (ontspanning, auto, media,...)
  • tertiair
    => luxe, ze zijn niet verkeerd, maar eigenlijk overbodig.

Slide 8 - Diapositive


Je doet een jas aan omdat het koud is.



A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 9 - Quiz


Je koopt een regenjas van het merk Burberry.



A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 10 - Quiz


Je gaat met je vrienden naar de bioscoop.





A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 11 - Quiz


Je geniet van een boswandeling.




A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 12 - Quiz


Je hebt je eigen gsm.




A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 13 - Quiz

Je koopt de nieuwste iPhone die meer dan 1000 euro waard is




A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 14 - Quiz

Je eet je middagmaal op.

A
primair
B
secundair
C
tertiair

Slide 15 - Quiz

Zijn volgende behoeften economisch of niet-economisch?
  • economisch
    => behoefte die bevredigd kan worden door goederen en diensten

  • niet-economisch
    => behoefte die niet bevredigd kan worden door goederen en diensten

Slide 16 - Diapositive

Je hebt honger.

A
economisch
B
niet-economisch

Slide 17 - Quiz

Je hebt zin in een boswandeling

A
economisch
B
niet-economisch

Slide 18 - Quiz

Je hebt nood aan vriendschap.

A
economisch
B
niet-economisch

Slide 19 - Quiz

Zijn volgende behoeften individueel of collectief?
  • individueel
    => behoefte is subjectief en kan door individu bevredigd worden

  • collectief
    => wat de samenleving nodig heeft, behoeften zijn voor grote groep mensen gelijkaardig.

Slide 20 - Diapositive

Op donderdag wordt het vuilnis opgehaald in jouw straat. Het afval moet gescheiden aangeboden worden. Vuilniszakken moet je vooraf bij de gemeente aankopen. Klein gevaarlijk afval mag niet in de vuilniszak, het wordt afzonderlijk ingezameld.
A
collectief
B
individueel

Slide 21 - Quiz

De auto valt stil op een druk kruispunt. Gelukkig zijn jullie aangesloten bij Touring en wordt de auto door hen snel weggetakeld.
A
collectief
B
individueel

Slide 22 - Quiz

N.a.v. vele klachten over gevaarlijke verkeerssituaties wordt er nieuwe straatverlichting geplaatst.
A
collectief
B
individueel

Slide 23 - Quiz

Productiefactoren: om de goederen en diensten te produceren zijn grondstoffen nodig:
  • natuur
    => natuurlijke rijkdommen (water, lucht, grondstoffen, ijzer,...)
  • arbeid
    => fysieke en intellectuele prestaties (je hebt mensen nodig die dingen maken, bedenken, vervoeren,...)
  • kapitaal
    => technische en financiële hulpmiddelen (gebouwen, vervoersmiddelen, materiaal, machines, ... die er nodig zijn om te produceren)

Slide 24 - Diapositive

Schaarse middelen
  • schaars: NIET hetzelfde als zeldzaam, WEL in beperkte mate beschikbaar.
  • vrije goederen: zo overvloedig aanwezig in de natuur.
  • als er "tijd" (mensen, grondstoffen, mensen, energie) moet voor opgeofferd worden, spreken we van schaarste.

Slide 25 - Diapositive

Regenwater is
A
schaars
B
niet schaars

Slide 26 - Quiz

Drinkwater is
A
schaars
B
niet schaars

Slide 27 - Quiz

Zonlicht is
A
schaars
B
niet schaars

Slide 28 - Quiz

Zonne-energie
A
schaars
B
niet schaars

Slide 29 - Quiz

Individuele, collectieve en quasi-collectieve goederen en diensten.
  • Individueel: kan je als individu kopen. Ook de overheid produceert dat soort goederen. Bv: auto, gsm maar ook gas & elektriciteit laten aanleggen.
  • collectief: je kan het als individu niet kopen maar je kan er wel gebruik van maken, iedereen profiteert mee. Bv: wegen, straatverlichting, ...
  • quasi-collectief: door de overheid aangeboden vanwege het maatschappelijk belang maar wél individueel leverbaar. Via bedrijven (of privé wordt dit té duur. Bv: openbaar vervoer, onderwijs, bepaalde musea,..

Slide 30 - Diapositive

Auto's
A
individuele goederen/diensten
B
collectieve goederen/diensten
C
quasi-collectieve goederen/diensten

Slide 31 - Quiz

Het leger
A
individuele goederen/diensten
B
collectieve goederen/diensten
C
quasi-collectieve goederen/diensten

Slide 32 - Quiz

De NMBS (treinen)
A
individuele goederen/diensten
B
collectieve goederen/diensten
C
quasi-collectieve goederen/diensten

Slide 33 - Quiz

De politie
A
individuele goederen/diensten
B
collectieve goederen/diensten
C
quasi-collectieve goederen/diensten

Slide 34 - Quiz

Paspoort maken/afleveren
A
individuele goederen/diensten
B
collectieve goederen/diensten
C
quasi-collectieve goederen/diensten

Slide 35 - Quiz