Werkwoordspelling

Werkwoordspelling - compleet
- pvtt, pvvt, (bijvoeglijk gebruikt) vd en od, inf, gw
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsHBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Werkwoordspelling - compleet
- pvtt, pvvt, (bijvoeglijk gebruikt) vd en od, inf, gw

Slide 1 - Diapositive

De persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord dat bij het onderwerp hoort.
Hoe vind je de pv?
  1. Verander de zin van getal (ev > mv of mv > ev). Het ww dat verandert, is de pv.
  2. Verander de zin van tijd (tt > vt of vt > tt). Het ww dat verandert, is de pv.

Slide 2 - Diapositive

Theorie - pvtt
Drie vormen:
  • ik of je/jij achter pv   >   stam
  • hij/zij/het/je/jij            >   stam + t
  • wij/jullie/zij (mv)        >   infinitief (hele werkwoord)

  • Let op: de stam vind je door het hele ww  -  en te doen. Soms moet je de stam wel nog wat aanpassen > rennen = ik ren


Slide 3 - Diapositive

..... je over een paar maanden veertien?
A
Word
B
Wordt

Slide 4 - Quiz

..... je moeder net zo veel van jou als van je broer?
A
Houd
B
Houdt

Slide 5 - Quiz

Theorie - pvvt
  • Sterke werkwoorden     >   veranderen van klank                         (ik houd - ik hield)
  • Zwakke werkwoorden   >   +de(n) of +te(n)                                         (hij rent - hij rende)

  •  't ex-kofschip > rennen

Slide 6 - Diapositive

Wij ..... (verhuizen, v.t.) vorige week, omdat mijn moeder een nieuwe baan kreeg.

Slide 7 - Question ouverte

Theorie - voltooid deelwoord (vd)
  • Sterke werkwoorden: klank verandert > winnen - gewonnen
  • Zwakke werkwoorden (stappenplan)                                                   1. hele werkwoord                                                                                           2. - en                                                                                                                 3. staat de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip?                            Ja     > t       (werken - gewerkt)                                                                   Nee > d      (geloven - geloofd)

Slide 8 - Diapositive

Theorie - onvoltooid deelwoord (od)
  • Infinitief (hele ww) + d
  • huilen > huilend
  • lachen > lachend

Slide 9 - Diapositive

Theorie - bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord (bn van vd)
Een voltooid deelwoord dat wordt gebruikt als bn schrijf je zo kort mogelijk!     >  het gelande vliegtuig, de verbrede straat
  • Uitzondering 1: wanneer je uitspraakproblemen krijgt (de omgespitte tuin).
  • Uitzondering 2: eindigt het vd op -en? Dan eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op -en (de vaas is gebroken (vd) > de gebroken (bn) vaas).

Slide 10 - Diapositive

Theorie - bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord (bn van od)
  • Als je van een od een bijvoeglijk naamwoord maakt, dan plak je een -e achter  het onvoltooide deelwoord.

  • huilend > huilende
  • De huilende kinderen kregen een snoepje van hun moeder.

Slide 11 - Diapositive

De overvaller is ..... (ontmaskeren).

Slide 12 - Question ouverte

het ..... (vallen) kind

Slide 13 - Question ouverte

Infinitief (inf)
                                              = het hele werkwoord

  • Voorbeeld: lopen, denken, slapen, rennen.

  • Wij zijn aan het lopen.
  • De jongens moesten deze avond op tijd slapen.


Slide 14 - Diapositive

Gebiedende wijs (gw)
= een bevel, waarschuwing of advies.

  • Kenmerken:
  • de gw heeft GEEN onderwerp;
  • de gw schrijf je als de ik-vorm tt.

  • 'Ruim je spullen op!' riep moeder.

Slide 15 - Diapositive

Engelse werkwoorden
Je vervoegt Engelse werkwoorden gewoon volgens de regels van de Nederlandse spelling.

Let wel op de uitspraak!!!
  • deleten > ik delete, hij deletet / ik date, hij datet
  • basketballen > ik basketbal / baseballen > ik baseball 

Slide 16 - Diapositive

Opdracht (samen)
1. Toen de kandidaat hoorde dat hij afgewezen was, zuch.......e hij en ging teleurgesteld de deur uit.
2. Dieren die dreigen uit te sterven, worden door het Wereldnatuurfonds bescherm....... .
3. Ons bedrijf verzen.......  de goederen bij voorkeur per koerier.
4. Het gras was letterlijk verschroei.......  door de zon.
5. Toen Sanne en Thomas gingen trouwen, rich.......en ze hun appartement heel gezellig in.
Vul in: dd - d - dt - t - tt

1. Toen de kandidaat hoorde dat hij afgewezen was, zuch.......e hij en ging teleurgesteld de deur uit.

 
2. Dieren die dreigen uit te sterven, worden door het Wereldnatuurfonds bescherm....... .



Slide 17 - Diapositive

Opdracht (samen)
1. Toen de kandidaat hoorde dat hij afgewezen was, zuch.......e hij en ging teleurgesteld de deur uit.
2. Dieren die dreigen uit te sterven, worden door het Wereldnatuurfonds bescherm....... .
3. Ons bedrijf verzen.......  de goederen bij voorkeur per koerier.
4. Het gras was letterlijk verschroei.......  door de zon.
5. Toen Sanne en Thomas gingen trouwen, rich.......en ze hun appartement heel gezellig in.
Opdracht (samen) > vul in: dd - d - dt - t - tt

3. Ons bedrijf verzen....... de goederen bij voorkeur per koerier.

4. Het gras was letterlijk verschroei....... door de zon.

5. Toen Sanne en Thomas gingen trouwen, rich.......en ze hun appartement heel gezellig in.

Slide 18 - Diapositive

1. Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.

Slide 19 - Question ouverte

2. ... (verblinden) de laagstaande zon de chauffeur van het bestelbusje?

Slide 20 - Question ouverte

3. Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).

Slide 21 - Question ouverte

4. De zakenman ... (trachten) zijn ... (inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te ... (verhuren).

Slide 22 - Question ouverte

Heeft Erik jou die brief (e-mailen)?

Slide 23 - Question ouverte

Wij ..... (juichen) toen de voetballer een goal maakte.
A
juichten
B
juichden

Slide 24 - Quiz

Vroeger ... (praten) wij nooit veel over onze emoties.
A
praten
B
pratten
C
praaten
D
praatten

Slide 25 - Quiz

De leerlingen ... (antwoorden) goed op de ... (stellen) vragen.
A
antwoordden, gestelde
B
antwoordde, gestelde
C
antwoordden,gestelden
D
antwoordde, gestelden

Slide 26 - Quiz