Ch 2 - les 5 mh1a

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Objectifs
  
• Parler
• Vocabulaire F
• Regarder
• Les nombres

Chapitre 2

• Ik ken woorden die te maken hebben met eten en drinken.
• Ik kan iets te eten en te drinken bestellen.
• Ik kan vertellen wat er op mijn bord ligt.
• Ik kan vertellen wat ik wel/niet lekker vind.
• Ik kan vragen/vertellen wat iets kost.
• Ik ken de getallen t/m 69.
• Ik kan werkwoorden op -er vervoegen.
• Ik kan zinnen ontkennend maken.

Parler

Réponds aux questions en phrases complètes.

Vocabulaire 

10 minuten in stilte op je eigen manier:

-Slim Stampen

-WRTS

-Quizlet

-Uit je boek

les nombres

1 t/m 69

Tientallen

20  -  vingt

30  -  trente

40  -  quarante

50  -  cinquante

60  -  soixante

eenentwintig, eenendertig, etc

21  -  vingt et un

31  -  trente et un

41  -  quarante et un

51  -  cinquante et un

61  -  soixante et un

tweeëntwintig, drieëndertig, etc

22  -  vingt-deux

33  -  trente-trois

44  -  quarante-quatre

55  -  cinquante-cinq

66  -  soixante-six

67  -  soixante-sept

68  -  soixante-huit

Exercice

On fait ex. 26 à la page 83.

Ontkenning

Ik houd niet van pizza.

Ik ga niet naar school.

In het Frans

Het woordje 'niet' bestaat in het Frans uit twee en vertaal je met ne...pas

Ne plaats je voor de persoonsvorm en pas zet je er direct achter:

Je ne parle pas français.

Je ne comprends pas.

Je ne sais pas.

In het Frans

Ne verandert in n'  voor een werkwoord dat begint met een klinker of een stomme h:

Je n'aime pas la pizza.

Je n'habite pas à Dedemsvaart.

Ce n'est pas un ordinateur.

C'est à toi...

Welke zin is correct?

1. Je ne pas aime les maths.
2. J'aime pas les maths.
3. Je n'aime pas les maths.
4. Je ne aime pas les maths.

Maak de zin ontkennend:
Je prends une pizza.

Maak de zin ontkennend:
Nous habitons à Dedemsvaart.

Maak de zin ontkennend:
Elle fait du volley.

Exercice (10 min.)

Faire ex. 30 + 31

Devoirs

herhalen woorden/zinnen A+B+F + getallen t/m 69 + gram D

leren grammatica H

maken opdr 31 (blz 87)

Toets: vrijdag 17 februari

Chapitre 2

• Ik ken woorden die te maken hebben met eten en drinken.
• Ik kan iets te eten en te drinken bestellen.
• Ik kan vertellen wat er op mijn bord ligt.
• Ik kan vertellen wat ik wel/niet lekker vind.
• Ik kan vragen/vertellen wat iets kost.
• Ik ken de getallen t/m 100.
• Ik kan werkwoorden op -er vervoegen.
• Ik kan zinnen ontkennend maken.

eten/drinken
(Frans)