Formuleren 140, 144, 145.

Formuleren
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Formuleren

Slide 1 - Diapositive

In welke zin komt een contaminatie voor?
A
We hebben de kast uit het huis getild met behulp van de jongen.
B
Excuses uwerzijds zouden zeer welkom zijn.
C
Vroeger of later zal de economische crisis wel afgelopen zijn.
D
Hij kreeg ongenadeloos op zijn kop.

Slide 2 - Quiz

Vroeger of later zal de economische crisis wel afgelopen zijn.
In deze zin zit een...
A
contaminatie
B
archaïsme
C
barbarisme
D
vreemd woord

Slide 3 - Quiz

Uitleg
Voorbeeld foutieve tautologie:
Ik vergis me soms weleens in de tijd.
Oplossing: soms of weleens weglaten

Voorbeeld foutief pleonasme:
Na een lange procedure kreeg het gezin eindelijk toestemming om te mogen blijven.
Oplossing: kreeg het gezin eindelijk toestemming om te blijven/mocht het gezin blijven.

Slide 4 - Diapositive

Even checken.

De bal is omlaag gevallen.
Hier is sprake van een...
A
foutieve tautologie
B
foutief pleonasme

Slide 5 - Quiz

Zij hebben een gemoedelijke onderlinge relatie.

Hier is sprake van een...
A
foutieve tautologie
B
foutief pleonasme

Slide 6 - Quiz

Bovendien heb ik jou daar ook gezien!

Hier is sprake van een...
A
foutieve tautologie
B
foutief pleonasme

Slide 7 - Quiz

Na korte tijd wisten de eerste docenten even later toch binnen te komen.
Welke stijlfout staat in deze zin?
A
Pleonasme
B
Dubbele ontkenning
C
Tautologie
D
Dubbele ontkenning

Slide 8 - Quiz

Overnieuw
A
contaminatie
B
dubbele ontkenning
C
goed

Slide 9 - Quiz

Wij hebben nooit geen probleem
A
contaminatie
B
correct
C
dubbele ontkenning

Slide 10 - Quiz

uitleg ambiguïteit (1)
Ambiguïteit  = dubbelzinnigheid. Een zin heeft daardoor twee of meer betekenissen.
Dat kan tot onduidelijkheid voor de lezer leiden. Dat is soms gewenst (grappig, reclame of cabaret), maar vaak ook niet (zakelijke teksten).

Slide 11 - Diapositive

De man slaat de hond met de stok.
A
ambiguïteit
B
foutief beknopte bijzin
C
congruentiefout
D
tangconstructie

Slide 12 - Quiz