B1C/B 11 feb. '22

B1B Lokaal 310
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

B1B Lokaal 310

Slide 1 - Diapositive

Lokaal 314

Slide 2 - Diapositive

Bonjour tout le monde!!
Vendredi, le 11 février 

Le programme d'aujourd'hui: 
  • On va répéter Apprendre G
  • On va apprendre nouvelle grammaire
  • On va faire des exercices

Le but de ce cours: Je kent het bezittelijk voornaamwoord!

Slide 3 - Diapositive

Tu as besoin d'aide (hulp)??
Chaque jeudi de 15:30-16:00
Chaque vendredi de 14:30-16:00

Laat me weten wanneer je komt!  

Slide 4 - Diapositive

Ouvre le livre, je vais contrôler les devoirs + Fais slim stampen!

Slide 5 - Diapositive

  1. vanavond
  2. na
  3. geven
  4. Je kunt
  5. goed
  6. Noël 
  7. voir
  8. la blague
  9.  moi aussi
  10. Ma matière préférée, c'est le français

Slide 6 - Diapositive

  1. vanavond
  2. na
  3. geven
  4. Je kunt
  5. goed
  6. Noël 
  7. voir
  8. la blague
  9.  moi aussi
  10. Ma matière préférée, c'est le français
  1. ce soir
  2. après
  3. donner
  4. tu peux
  5. bon/bonne
  6. Kerstmis
  7. zien
  8. de grap
  9. ik ook
  10. Mijn lievelingsvak is Frans 

Slide 7 - Diapositive

Les réponses des devoirs

Slide 8 - Diapositive

Réponds la prof
Prends ta fiche d'identité (page 125)

  1. Comment tu t'appelles?
  2. Tu as quel âge?
  3. Tu es en quelle classe?
  4. Quelle est ta matière préférée?
  5. Qui est ton prof de français?
  6. Elle est sévère? 

Slide 9 - Diapositive

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
duidt een persoon, dier of ding aan
B
geeft aan van wie iets is.

Slide 10 - Quiz

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
A
Hij
B
Hem
C
Zijn
D
Is

Slide 11 - Quiz

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 12 - Quiz

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
un exemple?

Slide 13 - Diapositive

écris dans ton cahier:
                               mannelijk           vrouwelijk          meervoud
Mijn
jouw
zijn/haar
onze
jullie/uw
hun


Slide 14 - Diapositive

écris dans ton cahier:
                               mannelijk           vrouwelijk          meervoud
Mijn                      mon père              ma mère             mes parents
jouw                     ton père                  ..... mère             tes parents
zijn/haar           ...... père                   sa mère              ...... parents 
onze                    notre père              notre mère        nos parents
jullie/uw             votre père              .......... mère        vos parents
hun                       leur père                 leur mère           leurs parents


Slide 15 - Diapositive

Attention!!
Is het zelfstandig voornaamwoord vrouwelijk met een klinker of stomme 'h'

Dan gebruik je de MANNELIJKE variant!!
bv. Mon amie = mijn vriendin
Ton histoire = jouw verhaal

Slide 16 - Diapositive

H. Grammaire
Quoi (wat): fais ex 30a, c, d 31a, b
Comment (hoe): seul
Aide (hulp): Le livre Apprendre H (page 132)
Temps (tijd): 15 minutes
Prêt (klaar):  fais slim stampen H

Slide 17 - Diapositive

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
die
B
jouw
C
mijn
D
onze

Slide 18 - Quiz

On parle des réponses....

Slide 19 - Diapositive

Welke bezittelijke voornaamwoorden heb je voor mijn:

A
ton, ta ,tes
B
mon, ma, mes
C
ton, mon, tes
D
mon, ton, mes

Slide 20 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) oncle
A
leur
B
tes
C
son
D
ses

Slide 21 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) soeur
A
sa
B
ton
C
son
D
ta

Slide 22 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (zijn) oncles
A
ton
B
tes
C
son
D
ses

Slide 23 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (hun) oncles
A
leur
B
leurs

Slide 24 - Quiz

Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes.
Kies het goede bezittelijk voornaamwoord.

_________ (haar) père
A
sa
B
ta
C
son
D
ton

Slide 25 - Quiz

Fin du cours
Le but de ce cours... 

À la prochaine fois!!

Slide 26 - Diapositive

L'école
pourquoi
aller
premier
nul, nulle
la classe
tomber
les maths
le dessin
le portable
de school
waarom
De klas
slecht
eerste
vallen
gaan
Wiskunde
tekenen
de mobiele telefoon

Slide 27 - Question de remorquage