Spelling Engelse ww, sterke/onregelmatige ww, bijvoeglijk gebruikte ww

Nederlands
Spelling 
Engelse werkwoorden 
Onregelmatige werkwoorden
Bijvoeglijk gebruikt
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Nederlands
Spelling 
Engelse werkwoorden 
Onregelmatige werkwoorden
Bijvoeglijk gebruikt

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
Werkwoordspelling - Engelse werkwoorden
Werkwoordspelling - sterke of onregelmatige werkwoorden
Werkwoordspelling - bijvoeglijk gebruikte werkwoorden

Slide 3 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden in het Nederlands?

Slide 4 - Diapositive

Welke Engelse werkwoorden ken je?

Slide 5 - Question ouverte

0

Slide 6 - Vidéo

Engelse werkwoorden

Slide 7 - Diapositive

Mijn vader (downlaoden, tt) elke dag een paar nieuwe liedjes
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 8 - Quiz

De journalist (interviewen, tt) mij voor de derde keer.
A
interviewt
B
intervieuwt
C
interviewd
D
interviewdde

Slide 9 - Quiz

Jason (barbecueën, tt) het liefst in de achtertuin van zijn huis.
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 10 - Quiz

Op die gladde weg (skate, tt) mijn vriendje het liefst.
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 11 - Quiz

Romy en Marie (racen, vt) op hun fiets door de straat
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 12 - Quiz

Tijdens de marathon (finishen, vt) Anniek en Irma tegelijk.
A
finishden
B
finishten
C
finishtten

Slide 13 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden

eten
at

Slide 14 - Diapositive

ging
gaan
timmerde
timmeren
sloopte
slopen
schreef
schrijven
wandelde
wandelen
liep
lopen
onregelmatige werkwoorden
regelmatige werkwoorden

Slide 15 - Diapositive

Sleep het werkwoord naar de juiste categorie.
Regelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden
tekenen
werken
bijten
hakken
beginnen
kijken

Slide 16 - Question de remorquage


Wat is de verleden tijd enkelvoud van 
worden?

A
wordde
B
werd

Slide 17 - Quiz


Wat is de verleden tijd enkelvoud van 
beginnen?

A
begon
B
beginde

Slide 18 - Quiz


Wat is de verleden tijd enkelvoud van 
breken?

A
brak
B
breekt

Slide 19 - Quiz

Bijvoeglijk gebruikte werkwoorden



De bestelde boodschappen

Slide 20 - Diapositive

Bijvoeglijk gebruikte werkwoorden
Zegt iets over het zelfstandig naamwoorden

Het/ een gebouwd(e) huis
De/ een gebruikte handdoek

Slide 21 - Diapositive

regel
Schrijf een bijvoeglijk gebruikt werkwoord zo kort mogelijk
maar.........

De klank mag niet veranderen.
Onregelmatige wekwoorden krijgen een 'n'.

Slide 22 - Diapositive

gestrande schip                                                       uitgeputte kind

Slide 23 - Diapositive

Het je die (bestellen) boodschappen uitgepakt?
A
Bestelde
B
Bestelte
C
Besteld
D
Bestelt

Slide 24 - Quiz

Een fel (verlichten) beeldscherm doet altijd pijn aan mijn ogen.
A
Verlichtte
B
Verlichte
C
Verlicht

Slide 25 - Quiz

Aan de slag
Werkwoordspelling - Engelse werkwoorden
Werkwoordspelling - sterke of onregelmatige werkwoorden
Werkwoordspelling - bijvoeglijk gebruikte werkwoorden

Slide 26 - Diapositive