Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Trabitour Havo 3, Kap. 14- 1
Willkommen, heute ist Dienstag
der 17. Januar 2023
1 / 42
suivant
Slide 1:
Diapositive
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1-3
Cette leçon contient
42 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
2 vidéos
.
La durée de la leçon est:
80 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Willkommen, heute ist Dienstag
der 17. Januar 2023
Slide 1 - Diapositive
Lernziel(e)
Weet ik hoe ik een zwak werkwoord in de verleden tijd kan vervoegen.
Slide 2 - Diapositive
Programm
1. Was haben wir in der letzten Stunde besprochen?
2. Kapitel 14, Wiederholung zwakke werkwoorden
3. Kapitel 14, Grammatik: zwakke werkwoord in verleden tijd
Slide 3 - Diapositive
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Was haben wir in der letzten Stunde gemacht?
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Na deze les ...
Ken je de regels voor het vervoegen van de
zwakke
werkwoorden.
Kan je met behulp van de regels de
zwakke
werkwoorden in de verleden tijd vervoegen en weet je op welke bijzonderheden je moet letten.
Slide 7 - Diapositive
Wat is een zwak werkwoord?
verleden tijd: geen klinkerverandering
Nederlandse zwakke werkwoorden zijn vrijwel altijd ook in het Duits zwak
voor het vervoegen van een werkwoord heb je de persoonlijke voornamenwoorden nodig
Slide 8 - Diapositive
Wat zijn ook alweer de persoonlijke vnw. in het Nederlands en in het Duits?
Slide 9 - Diapositive
De persoonlijke vnw in het Duits zijn:
ik = ich
jij = du
hij/zij/het = er/sie/es
wij = wir
jullie = ihr
zij/ u = sie/Sie
Slide 10 - Diapositive
Nu naar de werkwoorden
Slide 11 - Diapositive
Hoe krijg je de stam?
Hele werkwoord min -
en
is de stam
de
-en
of
-n
weg te laten
Voorbeelden:
wohnen - en = wohn
spielen - en = spiel
kommen - en = komm
machen > mach; spielen > spiel; radeln > radel
Slide 12 - Diapositive
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
mach
en
spiel
en
ich mach- spiel-
du mach- spiel-
er/sie/es mach- spiel-
wir mach- spiel-
ihr mach- spiel-
sie/Sie mach- spiel-
Slide 13 - Diapositive
Ezelsbruggetje
Achter de stam van het werkwoord komt de uitgang.
Dit zijn de volgende letters:
(FE)
E - ST - T - EN - T - EN
Slide 14 - Diapositive
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
(Fe) (Fe)
ich mach
e
spiel
e
du mach
st
spiel
st
er/sie/es mach
t
spiel
t
wir mach
en
spiel
en
ihr mach
t
spiel
t
sie/Sie mach
en
spiel
en
Slide 15 - Diapositive
Oefen nu zelf en kijk of je het snapt:
vertaal 'hij speelt'
spielen (= spelen)
A
er spielt
B
er spielst
C
du spielst
D
du spielt
Slide 16 - Quiz
Welke twee vervoegingsvormen hebben het hele werkwoord?
A
er/sie/es + wir
B
ich + wir
C
er/sie/es + ihr
D
wir + sie/Sie
Slide 17 - Quiz
Vertaal:
jullie kopen
kaufen (= kopen)
A
ihr kauft
B
sie kauft
C
er kauft
D
du kauft
Slide 18 - Quiz
Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een
-d/-t
eindigt
komt er bij de vormen van
du, er/sie/es
en
ihr
vóór de gewone uitgangen een extra -e
Slide 19 - Diapositive
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
reit
en
ich reit
e
du reit
e
s
t
er/sie/es reit
e
t
wir reit
en
ihr reit
e
t
sie/Sie reit
en
Slide 20 - Diapositive
Nog 1 klein puntje:
Als de stam op een 's'-klank eindigt (bijv. s, ss, ß, z):
dan komt er bij
du
alleen een
't'
achter de stam
(Anders zou je twee keer een 's' hebben staan en dat had je waarschijnlijk automatisch al weggelaten, toch?)
Slide 21 - Diapositive
Het werkwoord komt er dan als volgt uit te zien:
heiß
en
ich heiß
e
du heiß
t
er/sie/es heiß
t
wir heiß
en
ihr heiß
t
sie/Sie heiß
en
Slide 22 - Diapositive
Nog een laatste keer oefenen:
Hoe zeg je 'jij heet Thom'?
heißen (= heten)
A
er heißt Thom
B
du heißst Thom
C
du heißt Thom
D
er heißst Thom
Slide 23 - Quiz
en nu 'jij danst'?
tanzen (= dansen)
A
du tanzest
B
du tanzst
C
du tanzt
Slide 24 - Quiz
Kan je met behulp van de regels de zwakke werkwoorden vervoegen en weet je op welke bijzonderheden je moet letten.
A
Ik ken het ezelsbruggetje en kan het goed toepassen
B
Ik ken het ezelsbruggetje, maar maak nog wel eens een foutje
C
ik weet op welke uitzondering ik moet letten
D
ik weet nog niet op welke uitzondering ik moet letten
Slide 25 - Quiz
Werkwoorden in de verleden tijd.
Hoe herken je dat een zin in de verleden tijd staat?
Slide 26 - Diapositive
Tegenw. tijd
Präsens
Verleden tijd
Präteritum
ich
mach
e
mach
te
du
mach
st
mach
test
er/sie/es
mach
t
mach
te
wir
mach
en
mach
ten
ihr
mach
t
mach
t
et
sie/Sie
mach
en
mach
ten
hat gemacht
Slide 27 - Diapositive
Präsens
Präteritum
ich
antwor
t
e
antwor
t
ete
du
antwor
t
est
antwor
t
etest
er/sie/es
antwor
t
et
antwor
t
ete
wir
antwor
t
en
antwor
t
eten
ihr
antwor
t
et
antwor
t
etest
sie/Sie
antwor
t
en
antwor
t
eten
hat geantwortet
Slide 28 - Diapositive
Vergangenheit (o.v.t.)compleet
spielen
antworten
tanzen
ich
spiel
t
e
antwor
t
ete
tanz
te
du
spiel
test
antwor
t
etest
tanz
test
er/sie/es
spiel
te
antwor
t
ete
tanz
te
wir
spiel
ten
antwor
t
eten
tanz
ten
ihr
spiel
tet
antwor
t
etst
tanz
tet
sie/Sie
spiel
ten
antwor
t
eten
tanz
ten
er
hat gespielt
hat geantwortet
hat getanzt
Slide 29 - Diapositive
Nog even een uitleg
van andere Duitsleraren .....
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Er ..... bis 1789 Musik an der Universität Bonn.
A
studiert
B
studierte
C
studiertet
D
studieret
Slide 32 - Quiz
Wat is de verleden tijd van lernen?
A
lernen
B
lernten
C
lornen
D
liernten
Slide 33 - Quiz
Wat is de verleden tijd van regnen?
A
regnen
B
regnet
C
regent
D
regnete
Slide 34 - Quiz
Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> er [arbeiten]
A
arbeitet
B
arbeitete
C
arbeitetet
D
arbeite
Slide 35 - Quiz
Wat is de correcte verleden tijds vorm?
> ihr [baden]
A
bade
B
badet
C
badete
D
badetet
Slide 36 - Quiz
Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
mach
mach
mach
mach
mach
mach
-te
-test
-te
-ten
-ten
-tet
Slide 37 - Question de remorquage
Slide 38 - Vidéo
Kijk nu terug naar de lesdoelen:
Weet ik hoe ik een zwak werkwoord in de tegenwoordige en verleden tijd kan vervoegen?
Slide 39 - Diapositive
Nu gaan we oefenen!
Maken: 4.3 + Oefenblad
10.4
17.4
Klaar? Leer dan de grammatica van K.14
Nu gaan we zelfstandig werken!
timer
30:00
Slide 40 - Diapositive
Hausaufgaben für nächste Woche, Kapitel 14
1. Leren: zwakke werkwoorden verleden tijd S. 32
2. Maken:
4.3
+
Oefenblad
10.4
17.4
Slide 41 - Diapositive
Je kent te vervoegingen van de zwakke werkwoorden in de verleden tijd
Je kent ook uitzonderingsregels bij de zwakke werkwoorden in de verleden tijd
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 42 - Sondage
Plus de leçons comme celle-ci
1 MAVO FLEX 21. Januar 2022
Janvier 2022
- Leçon avec
26 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Trabitur, Kapitel 3-les 1
Janvier 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
zwakke regelmatige ww + haben en sein TL2
Janvier 2021
- Leçon avec
29 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben/sein/werden 3H
Novembre 2022
- Leçon avec
38 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben en sein
Décembre 2023
- Leçon avec
42 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
zwakke regelmatige ww + haben en sein
Janvier 2023
- Leçon avec
43 diapositives
Duits
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1-3
DBKT1A T/K4 TIERE GRAMMATIK E
il y a 23 jours
- Leçon avec
19 diapositives
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
zwakke werkwoorden
Octobre 2024
- Leçon avec
41 diapositives
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1