Zinsdelen en woordsoorten IVKO 2

Vraag 33: zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Op 11 mei starten de scholen weer.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen
1 / 18
suivant
Slide 1: Quiz
Middelbare school

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Vraag 33: zinsdelen
Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Op 11 mei starten de scholen weer.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 1 - Quiz

'van' is een ...?
A
lidwoord
B
voorzetsel
C
bezittelijk voornaamwoord
D
persoonlijk voornaamwoord

Slide 2 - Quiz

Even oefenen! Wat is waar?
Ik geef mijn pen aan haar.

A
Er is geen bezittelijk voornaamwoord.
B
Alleen ik is een persoonlijk voornaamwoord.
C
Ik en haar zijn persoonlijke voornaamwoorden
D
Er is geen persoonlijk voornaamwoord.

Slide 3 - Quiz

Benoem in de volgende zin de woordsoort van ons(1) en ons(2).

De taxichauffeur bracht ons(1) naar ons(2) hotel.
A
ons(1)= persoonlijk vnw. ons(2)= bezittelijk vnw.
B
ons(1)= bezittelijk vnw. ons(2)=persoonlijk vnw.

Slide 4 - Quiz

gebeurt
verhitte
beoordeeld
verliezen
Er staan 4  vier werkwoorden. Maak goede combinaties. De vorm van het werkwoord is........
persoonsvorm verleden tijd enkelvoud 
persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
voltooid deelwoord
hele werkwoord

Slide 5 - Question de remorquage

38. Noteer de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes. Het is de persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt) of het voltooid deelwoord (vd).

(verzamelen)
Mijn opa heeft van alles ... over de watersnoodramp in Zeeland

Slide 6 - Question ouverte

Kies of het woord dat je invult een persoonsvorm (pv) of een voltooid deelwoord (vd) is en noteer daarna de juiste vorm.

42. pv/vd - Tibbe [betaald/betaalt] voor ons de ijsjes.


Slide 7 - Question ouverte

Zelfstandig naawoord (zn)
- Voor een zn kan je een lidwoord (lw) zetten.
          vb. de vader, een stoel, het huis

- Een zn kan je meestal in het meervoud zetten.
         vb. de vaders, de stoelen, de huizen

- Van een zn kan je vaak een verkleinwoord maken.
        vb. vadertje, stoeltje, huisje

- Ook eigennamen horen bij zn.
       vb. Peter, Sleen, FC Emmen, de Maas

Slide 8 - Diapositive

Wat is het onderstreepte zinsdeel?
Op zondag lopen er veel mensen in het bos.
A
pv
B
wg
C
o
D
lv

Slide 9 - Quiz

Benoem de zinsdelen - Waarom wil [mijn oma] altijd een zoen hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
Bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin

Ik kan deze zin al ontleden.
A
ontleden
B
al ontleden
C
deze zin al
D
deze zin

Slide 11 - Quiz

Ik rijd vijftig kilometer.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Lijdend voorwerp?
Mounir bezeert zijn knie.

Slide 13 - Question ouverte

Julia
maakt
veel gekke filmpjes
voor haar volgers.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 14 - Question de remorquage

Jorrit
wil
morgen
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp

Slide 15 - Question de remorquage

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
jouw
gekke
tante
is
in
de
tuin

Slide 16 - Question de remorquage

Sleep de woordsoorten naar de juiste box.
werkwoord
bezittelijk vnw
voorzetsel
lidwoord
zelfstandig nw
bijvoeglijk nw
De
rare
man
in
de
auto
lacht

Slide 17 - Question de remorquage

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Welke
dj
treedt
morgen
hier
op
tijdens
het
festival?

Slide 18 - Question de remorquage