Soorten medicijnen expert h3

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Medicijnen hoofdstuk 3 datzaljeleren

Soorten Medicijnen

Lesdoelen:

Je kent het belang van bijsluiters en bewaaradviezen.

Je kunt indicatie en werking medicatie benoemen.

Je weet welke toedieningsvormen er gebruikt kunnen worden.

Indicatie
en werking van medicijnen

Symptoombestrijders

Causale werking

Aanvulling tekorten

Profylactische werking

Ter diagnostiek

Placebo

Arts dient patiënt te informeren  WGBO. Formeel alleen tijdens wetenschappelijk onderzoek gebruiken

1. Symptoombestrijders: verschijnselen ziekte verminderen zonder de oorzaak weg te nemen. (nadeel = te gemakkelijk gebruik van maken -> schadelijk voor lichaam
2. Causale werking: oorzaak (cause) ziekte aanpakken (ab-kuur vernietigt de bacterie/oorzaak infectie) (nadeel ->na veelvuldig gevruik resistentie/niet meer reageren op middel)
3. Te korten aanvullen -> ijzertekort, insuline tekort (anemie)
4. Profylactische werking -> ontstaan ziekte voorkomen (vaccinatie, anticonceptie)
5. Diagnostiek bevestiging van ziekte (bariumpap)
6. Placebo -> geen werkende stof, suggestieve werking (toediening kan al tot vermindering klachten leiden. Arts dient zv wel te informeren (WGBO) wordt eigenlijk alleen tijdens wetenschappelijk onderzoek gebruikt.

Werking van geneesmiddelen

Werking medicatie is afhankelijk van : noem een voorbeeld

• Dosering medicatie -> let ook op een op- of afbouwschema van medicatie
  
• Leeftijd en gewicht
  
• Voedingstoestand
  
• Ernst van aandoeningen en andere klachten
  

     -> bijv. bij braken en diarree minder medicijn worden opgenomen in maag-darmkanaal.

• Effecten van combinaties andere medicijnen
  

     -> klachten kunnen verdwijnen door evaluatie medicatielijst en evt. medicatie te stoppen. Meerdere artsen betrokken en geen onderling overleg

1. Dosering medicatie: arts moet rekening houden met minimale dosering (geen effect) en maximale dosering (kans op bijwerkingen is groter)
2. Leeftijd en gewicht zv: kinderen en ouderen reageren anders op medicatie dan volwassenen door verhouding van vet en spierweefsel/water. Lagere dosering vanwege niet optimaal of achteruitgang van lever en nieren (verwijden medicatie uit lichaam.
3. Voedingstoestand: zegt iets over weerstand. Goede toestand normale dosering, bij minder goede toestand kan normale dosering te hoog zijn of niet de bedoelde uitwerking hebben.
4. Ernst van aandoeningen en andere klachten zv: bijv. braken en diarree minder medicijn worden opgenomen in maag-darmkanaal. Ook letten op op- of afbouw schema van medicatie.
5. Effecten van combinaties andere medicijnen: klachten kunnen verdwijnen door evaluatie medicatielijst en evt. medicatie te stoppen. Meerdere artsen betrokken en geen onderling overleg.

Benoem 7 reden voor therapie ontrouw

Bijwerkingen?

Welke hoofdgroepen van medicijnen ken je?

Opdracht (papier)

Zoek op waar deze medicatie voor is