SP_PA1_H2_Estar + location

• Spaans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

¡Hola!

Wat gaan wij vandaag doen?

- Het werkwoord ESTAR leren. (R)

- Het werkwoord ESTAR gebruiken om te praten over waar iets is. (T1 & T2)

- Meer over jezelf vertellen in het Spaans. (I)

Yo me presento...

Me llamo... Mariana Mozdzer (Ik ben... je naam)

Yo tengo...50 años (Ik ben... je leeftijd)

Yo soy... argentina (Ik ben...je nationaliteit)

Yo vivo en... La Haye (Ik woon in... je stad, buurt)

Schrijf het op in je schrift!

¿Dónde está ...?

Está...

enfrente = tegenover

al lado = naast

cerca = dicht bij

lejos = ver

aquí = hier

allí = daar

¿Qué hay en la ciudad? 

Hay...

Hieronder lees je een telefoongesprek tussen de vader van Pedro en Jorge en Pedro. Zet de juiste vorm van estar in de onderstaande zinnen. 

1 Padre: Pedro y Jorge, ¿dónde __________________________________________? 

2 Pedro: Jorge y yo ___________________________________ en el centro comercial.

3 Padre: Muy bien, yo ______________________________________ en la biblioteca.

4 Pedro: Hm, la biblioteca, ¿dónde _________________________________________?

5 Padre: En el centro. Tus primos _______________________________ aquí también.

Je gebruikt ESTAR voor:

1. Gevoelens
2. Permanente eigenschappen
3. Locatie weergeven
4. Nationaliteit

Is de zin juist of onjuist?
Yo soy en el supermercado

Juist

Onjuist

Is de zin juist of onjuist?
Ella está española

Juist

Onjuist

Is de zin juist of onjuist?
El es inteligente

Juist

Onjuist

Oefenen!

Werkboek: D-Toets op bdz. 28 (H1)

Online: H1, Oefentoets v.a. opdracht 6

¡Gracias!

¡Adiós!