Les 9: taalverzorging schrijven zonder fouten 2

Welkom 2B!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Leesdoek, Chromebook en werkboek op tafel. Werkboek dicht.
  • Gezicht naar het bord.
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom 2B!
  • Telefoons in de bak.
  • Plek zoals op de plattegrond.
  • Tas naast de stoel.
  •  Leesdoek, Chromebook en werkboek op tafel. Werkboek dicht.
  • Gezicht naar het bord.

Slide 1 - Diapositive

Denk aan de afspraken...
  1. We wachten met onze tas inpakken tot de docent heeft gezegd dat dit mag.
  2. We lopen niet door het lokaal zonder het te vragen.
  3. Als je binnenkomt ga je zitten op je plek (plattegrond) en pak je je spullen.
  4. Tijdens de uitleg is het stil en letten we goed op.
  5. We houden het lokaal netjes.

Slide 2 - Diapositive

Denk ook hieraan...
  1. Niet aan de afspraken houden > naam op het bord.
  2. Bij een waarschuwing komt er een streepje achter.
  3. Drie streepjes = bij de docent zitten.
  4. Eerst waarschuwing daarna = nablijven.

Voor degenen die ik apart heb gesproken, gelden de afspraken die we hebben gemaakt tijdens het gesprek >
3 waarschuwingen in 1 les = naar teamleider.

Slide 3 - Diapositive

Let op. Proefwerk.
Dinsdag 30 mei.
Zie Magister.

Slide 4 - Diapositive

Programma van vandaag
  1. Lezen.
  2. Geheugen opfrissen.
  3. Huiswerk nakijken.
  4. Oefen-opdracht.
  5. Zelfstandig werken.

Slide 5 - Diapositive

Lezen 
5 min.
In stilte.

Slide 6 - Diapositive

Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 7 - Carte mentale

Wanneer schrijf je een punt (.)

Slide 8 - Question ouverte

Klopt deze zin?
Tegen wie moet je morgen voetballen.?
Nee

Slide 9 - Sondage

Punt (.) en vraagteken (?)
Aan het eind van elke zin schrijf je een punt. Behalve als de zin vragend is. Dan schrijf je een vraagteken (?)
Voorbeeld:
1. Ik sta elke ochtend om 7 uur op.
2. Sta ik elke ochtend om 7 uur op?
Er kan nooit een punt en een vraagteken achter de zin staan.

Slide 10 - Diapositive

Wanneer schrijf je geen hoofdletter?
A
Bij namen van mensen, bedrijven, merken.
B
Aan het begin van elke zin.
C
Seizoenen, winstreken en maanden.

Slide 11 - Quiz

Herhaling hoofdletters
Hoofdletters gebruik je bij:
  1. Namen. Ook namen van plaatsen, bedrijven, merken, enzovoorts.
  2. Eerste woord van elke zin.

Slide 12 - Diapositive

Maar let op...
Namen van seizoenen, maanden en windstreken schrijven we zonder hoofdletter.

  1. Winter > winter.
2. Juni, Juli, Augustus > juni, juli, augustus.
3. Oost, Noord, > oost, noord.

Slide 13 - Diapositive

Er zijn twee situaties waarin je een uitroepteken (!) gebruikt. 1. Als er iets geroepen wordt. 2. ?

Slide 14 - Question ouverte

Herhaling uitroepteken (!)
Er zijn 2 situaties waarin je het uitroepteken (!) gebruikt:
1. Als iets geroepen word. Bijvoorbeeld: Au! Help! Nee!
2. Als er een bevel in de zin staat (gebiedende wijs). Bijvoorbeeld:
Ruim je kamer op!
Pas op!
Pak je boek!
Doe niet!

Slide 15 - Diapositive

Wanneer gebruik je geen komma?
A
Na het woordje en.
B
In een opsomming
C
Voor een signaalwoord.
D
Tussen twee persoonvormen.

Slide 16 - Quiz

Herhaling komma (,)
1. Voor een signaalwoord
Ik zit vol, omdat ik te veel heb gegeten. Omdat is een signaalwoord.
2. Tussen twee persoonsvormen
Omdat het donderdag zo hard regende, ging de training niet door.
Regende en ging zijn alle twee de persoonsvorm van de zin. Dan zet je er een komma tussen.
3. In een opsomming
Eerst ging ik wandelen, daarna ging ik fietsen en als laatste ging ik bowlen.
Na het woordje en schrijf je geen komma!

Slide 17 - Diapositive

Huiswerk check
Leg je boek open op tafel.
Huiswerk niet gemaakt= op de gang gaan maken + huiswerk vergeten in Magister.

Slide 18 - Diapositive

Nakijken
  • Opdracht 1 (blz. 232).
  • Ruil je boek met degene naast je.
  • We luisteren naar degene die aan het woord is.
  • We lezen mee en verbeteren het antwoord zo nodig.
  • Iets zeggen = vinger opsteken.

Slide 19 - Diapositive

Oefen-opdracht
  • Herschrijf de zinnen uit opdracht 1, maar nu volgens de regels die we hebben geleerd over leestekens.
  • Schrijf in WORD en zet de nummers van de zinnen ervoor!
  • 15 min.
  • Je werkt alleen, zonder te overleggen.
  • Klaar? Oefenblad halen.

Slide 20 - Diapositive

Nakijken oefen-opdracht
  1. Ruil je blad met degene naast je.
  2. We kijken de zinnen na. 
  3. De antwoorden staan op het bord. Zet een kruisje bij de fouten en een krul bij de goede antwoorden.

Slide 21 - Diapositive

Zelfstandig werken
Basis: Opdracht 5 (blz. 234) t/m opdracht 7 (blz. 235) maken.
Kader: Opdracht 4 (blz. 163) t/m opdracht 6 (blz. 163) maken.
= Huiswerk voor morgen
Tijd? Tot het einde van de les.
Vragen? Overleggen (fluisteren) met je buurman. Kom je er samen niet uit? Vinger opsteken.
Klaar? Iets voor jezelf doen. Eerst laten zien.

Slide 22 - Diapositive

Voorlezen

Slide 23 - Diapositive