Hoofdstuk 1 - herhaling

Hoofdstuk 1 - herhaling
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 1 - herhaling

Slide 1 - Diapositive

Hoe noemen we de grafiek die laat zien hoe scheef de inkomens in een land verdeeld zijn?

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen welvaart en welzijn?

Slide 3 - Question ouverte

Hoe kan de welvaart toenemen?

Slide 4 - Question ouverte

CBS: ... stijgt voor derde maand op rij.
In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer

Slide 5 - Quiz


A
In 2016 is het CPI 103
B
In 2016 is het CPI 105
C
In 2016 is het CPI 113

Slide 6 - Quiz

De prijs van een boek was in 2016 € 15,00 (basisjaar) en in 2017 € 15,30. Bereken het indexcijfer van 2017.
Wat is het indexcijfer?
A
101
B
102
C
103
D
104

Slide 7 - Quiz

Wat is inflatie?

Slide 8 - Question ouverte

Wat is MARKETING?
A
Alles wat een bedrijf onderneemt om meer te verkopen.
B
Instrumenten die je gebruikt op de verkoopmarkt.
C
Een methode om de winst te vergroten.
D
Een engels woord voor winkel.

Slide 9 - Quiz

De 6P's worden ook wel ... genoemd.
A
Marketing hulpmiddelen
B
Marketing instrumenten
C
Marketing groepering
D
Marketing gereedschap

Slide 10 - Quiz

Personeel
Plaats
Product
Promotie
Prijs
Presentatie

Slide 11 - Question de remorquage

Wat betekent 'schaarste' bij economie?

Slide 12 - Question ouverte

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 13 - Quiz

Het stijgen van de prijzen van goederen en diensten noemen we ...
A
inflatie
B
deflatie

Slide 14 - Quiz

Inflatie is dat geld:
A
Meer waard wordt
B
Minder waard wordt

Slide 15 - Quiz

Bij het nominale rendement wordt er rekening gehouden met inflatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Stijging inkomen in % - inflatie in % = ....
A
reëel inkomen
B
nominaal inkomen
C
modaal inkomen
D
duurzaam inkomen

Slide 17 - Quiz

De inflatie is 0,5%
Je nominale loon stijgt met 1,2%
Hoeveel % verandert je koopkracht?
A
0,5%
B
1,2%
C
1,7%
D
0,7%

Slide 18 - Quiz

Je inkomen blijft gelijk en de prijzen stijgen met 1,5%.
De koopkracht
A
Stijgt
B
Daalt
C
blijft gelijk
D
door substitutie maakt het niet uit

Slide 19 - Quiz

Je inkomen daalt met 0,5% en de prijzen dalen met 1%.
De koopkracht...
A
Stijgt
B
Daalt
C
blijft gelijk
D
is tijdelijke

Slide 20 - Quiz

Wat is welvaart?
A
Hoeveel iemand kan kopen
B
In hoeverre je in je behoefte kunt voorzien
C
Hoe leuk je je leven vindt
D
Hoeveel je kunt bewegen

Slide 21 - Quiz

Om behoeften de voorzien heb je middelen nodig. Welke middelen ken je
A
geld en ruimte
B
ruimte en tijd
C
Tijd en gezondheid
D
geld en tijd

Slide 22 - Quiz

Wat is de marketingmix?
A
doel om met "instrumenten" veel te verkopen
B
Een lekker drankje in de nachtclub van GGL . te A.
C
Het geheel van te verkopen producten
D
De hoeveelheid markten in een stad of dorp

Slide 23 - Quiz

Wat is het doel van de marketingmix?
A
Reclame
B
Meer verkopen
C
Meer omzet
D
een goede balans vinden

Slide 24 - Quiz

Marketingmix
A
Abstracte markt
B
Online marketing
C
Concrete markt
D
Gesloten markt

Slide 25 - Quiz

Wat is een onderdeel van de marketingmix?
A
Promotie
B
Supermarkt
C
Doelgroep
D
Problemen oplossen

Slide 26 - Quiz

nationaal inkomen
A
het inkomen van de koning Willy
B
de som van alle inkomens in de wereld
C
de som van alle inkomens
D
de som van alle inkomens in een land

Slide 27 - Quiz

Ierland heeft een bevolking van 4,5 miljoen mensen. Het nationaal inkomen is € 220 miljard.

Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking in Ierland.

Slide 28 - Question ouverte

In een reclamespot worden dingen gezegd die niet waar zijn. Er is sprake van
A
Ideële reclame
B
Sluikreclame
C
Informatieve reclame
D
Misleidende reclame

Slide 29 - Quiz

De inflatie is 1,5% en de loonstijging is 2,4%. Hoeveel stijgt de koopkracht?
A
0,90%
B
0,89%
C
0,91%
D
0,87%

Slide 30 - Quiz

Prijscompensatie betekent dat ..
A
De lonen meer stijgen dan de prijzen
B
De lonen evenveel stijgen als de prijzen
C
De lonen minder stijgen dan de prijzen

Slide 31 - Quiz

Van de consumentenprijzen is gegeven dat:
CPI2022 = 145
CPI2010 = 120
Met hoeveel procent is het algemene prijspeil in deze periode veranderd? Gebruik rekenmachine en e.v.t. kladblad.
A
17,2%
B
20,8%
C
25%
D
45%

Slide 32 - Quiz

Bereken de consumentenprijsindex (CPI)


A
110,1
B
92,9
C
102,0
D
127,9

Slide 33 - Quiz

stelling 1
De oorlog in de Oekraïne heeft kosteninflatie tot gevolg

Stelling 2
Door de loonprijsspiraal ontstaat er kosteninflatie

A
1+2 juist
B
1+2 onjuist
C
1 juist; 2 onjuist
D
1 onjuist; 2 juist

Slide 34 - Quiz