Present simple vs. present continuous

Grammar 
4BK
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Grammar 
4BK

Slide 1 - Diapositive

Today
  • Aims
  • Homework check
  • Present simple vs. Present continuous
  • Your turn!
  • Bezittelijke voornaamwoorden
  • Your Turn!
  • Homework 

Slide 2 - Diapositive

Aims
  • At the end of this lesson you,
  • know when to use the present simple.
  • know when to use the present continuous.
  • you know the difference between the present simple and continuous. 

Slide 3 - Diapositive

Present simple
  • Je gebruikt de present simple/tegenwoordige tijd om te praten over:
  • feiten
  • gewoonten
  • dingen die regelmatig gebeuren

Slide 4 - Diapositive

Present simple
  • Je maakt de tegenwoordige tijd door de stam van het werkwoord te gebruiken.
  • I walk to school every day.
  • He/she/it krijgt een -s achter de stam.
  • Ice melts at 100  C.

Slide 5 - Diapositive

Present continuous
  • Je gebruikt de present continuous/duurvorm van de tegenwoordige tijd om te zeggen dat:
  • Iets nu aan de gang is.
  • om irritatie uit te drukken.

Slide 6 - Diapositive

Present continuous
  • Je maakt de present continuous door:
  • To be + ww + -ing
  • I am
  • You are
  • he/she/it is
  • we are 
  • they are

Slide 7 - Diapositive

Present continuous
  • Je maakt de present continuous door:
  • To be + ww + -ing
  • I am teaching
  • Sven is listening to music.
  • My sister is always kicking me.

Slide 8 - Diapositive

Your turn!
  • Do exercise 13, 14 & 15
  • use the grammar on page 71 of your tb. 
  • Done? Read the grammar 10 instructions.
  • You have 10 minutes to do 13 & 14

Slide 9 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoorden
  • Je gebruikt bezittelijke voornaamwoorden om aan te geven van wie iets is. 
  • Je kunt op 2 manieren zeggen dat iets van jou of van anderen is.

Slide 10 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoorden
  • This is my bag.
  • This bag is mine.
  • These are our pens.
  • These pens are ours.

Slide 11 - Diapositive

Bezittelijk voornaamwoorden

Slide 12 - Diapositive

Your turn!
  • Do exercise 29 & 30
  • use the grammar on page 71 of your tb. 
  • Done? Study for the test.

Slide 13 - Diapositive

Homework
  • Thursday 27th of February
  • Do exercise 29 & 30
  • Study vocab A - I
  • Stones

Slide 14 - Diapositive