5.3 Lezen les 1 t/m 3

5.3 LEZEN les 1
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

5.3 LEZEN les 1

Slide 1 - Diapositive

LESDOELEN
  • Je kunt een feit en een mening herkennen.
  • Ik weet wat een feit is
  • Ik weet wat een mening is
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn
  • Ik weet hoe ik erachter komt waar een verwijswoord naar verwijst

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Feit
  • Het is zo.
  • Het is echt gebeurd.
  • Je kunt het controleren.

Slide 4 - Diapositive

Mening
  • Wat iemand vindt
  • Het is voor iedereen anders
  • Iedereen kan een andere mening hebben

Slide 5 - Diapositive

Lees bovenstaande tekst. Maak vervolgens de opdrachten op de volgende dia's.
Informeren
Amuseren

Activeren

Slide 6 - Diapositive

Wat is waar over een mening?
A
Dit is echt gebeurd.
B
Piet kan een ander antwoord geven dan Jan
C
Het antwoord is voor Jan precies hetzelfde als voor Piet.
D
Een mening is nooit waar.

Slide 7 - Quiz

Feit of mening?
Hij praat heel snel.
A
mening
B
feit

Slide 8 - Quiz

Feit of mening?

Jan werkt erg hard.
A
feit
B
mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening:
Vandaag is het donderdag.
A
feit
B
mening

Slide 10 - Quiz

Het is hier ijskoud!
A
feit
B
mening

Slide 11 - Quiz

Ik heb gewoon kippenvel!
A
feit
B
mening

Slide 12 - Quiz

13 x 13 = 169
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij vreemde ideeën heeft.
A
argument
B
Mening
C
feit

Slide 14 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

Feit of mening?

Sigaretten bevatten nicotine en teer.
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quiz

Staat hier een feit, of mening?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening

Slide 17 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Staat hier een feit of mening?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening

Slide 19 - Quiz

Op mijn school wordt goed lesgegeven.
A
feit
B
mening

Slide 20 - Quiz

Ik vind het hier lekker warm.
A
feit
B
mening

Slide 21 - Quiz

Ik heb een hekel aan vroeg opstaan.
A
feit
B
mening

Slide 22 - Quiz

Amsterdam is de hoofdstad van Nederland.
A
feit
B
mening

Slide 23 - Quiz

Staat hier een feit of mening?

Als je te laat bent, dan moet je je melden.
A
Feit
B
Mening

Slide 24 - Quiz

Aan het werk
Maak opdracht 1 t/m 5 op bladzijde 78 en verder.

Ben je klaar...ga verder in je boek met hoofdstuk 5.1 of 5.2

Kader doet nog even met mij mee.

Slide 25 - Diapositive

5.3 LEZEN les 2

Slide 26 - Diapositive

LESDOELEN
  • Je kunt een feit en een mening herkennen.
  • Ik weet wat een feit is
  • Ik weet wat een mening is
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn
  • Ik weet hoe ik erachter komt waar een verwijswoord naar verwijst

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo

Aantekeningen verwijswoorden
Verwijswoorden:
  • staan vaak in een tekst. 
  • verwijzen naar één of meer woorden in de tekst
  • zorgen voor afwisseling in een tekst. 
  •  voorbeelden van verwijswoorden: hij, hem, zij, haar, het, dat, die, daar.


Hoe kom je erachter waar een verwijswoord naar verwijst?
Stel een vraag met WIE, WAT of WAAR

Voorbeeld:
Lorain vindt gezond eten erg belangrijk. Zij eet iedere dag twee ons groente en twee stuks fruit.
Wie eet iedere dag twee ons groente en twee stuks fruit? 
Antwoord: Lorain. Zij verwijst dus naar Lorain.



Slide 29 - Diapositive

Even oefenen

Slide 30 - Diapositive

Zelfstandig aan het werk
Maak opdracht 6-8-9-10-11-12 op bladzijde 81 en verder.

Dit is ook je huiswerk

Kader doet nog even met mij mee.

Slide 31 - Diapositive

Aantekeningen: tekstdoelen

Slide 32 - Diapositive

Ik weet hoe ik erachter kom waar een verwijswoord naar verwijst.
A
Dit kan ik.
B
Dit lukt al een beetje.
C
Ik snap het nog niet.

Slide 33 - Quiz

5.3 LEZEN les 3

Slide 34 - Diapositive

LESDOELEN
  • Je kunt een feit en een mening herkennen.
  • Ik weet wat een feit is
  • Ik weet wat een mening is
  • Ik weet wat verwijswoorden zijn
  • Ik weet hoe ik erachter komt waar een verwijswoord naar verwijst

Slide 35 - Diapositive

Zelfstandig werken
We hebben alle lesdoelen behandeld.
Wat weet je nog van feiten, meningen en argumenten?
Wat weet je nog van verwijswoorden?

We gaan vandaag zelfstandig aan het werk met de leestaak.
Maak opdracht 13 t/m 17 op bladzijde 86 en verder.
Klaar...ga verder met hoofdstuk 5.1 en 5.2 in je werkboek.

Slide 36 - Diapositive