§9 Meewerkend voorwerp

§9 Meewerkend voorwerp
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

§9 Meewerkend voorwerp

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
- afmaken §7 lijdend voorwerp
- theorie meewerkend voorwerp
- oefenen
- maken 1e 4 opdrachten §9

Slide 2 - Diapositive

5 Grammatica §7 afmaken
timer
12:00

Slide 3 - Diapositive

Doel:

Je kent al het onderwerp, de persoonsvorm, het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp


Ik weet wat het meewerkend voorwerp is en kan deze in een zin aanwijzen

Slide 4 - Diapositive

Joris gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'Joris'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Joris gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quiz

Herhaling:

gezegde: alle werkwoorden uit de zin


onderwerp: wie (wat) + gezegde


lijdend voorwerp: wat (wie) + gezegde + onderwerp

Slide 7 - Diapositive

Meewerkend voorwerp

aan (/voor) wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp


Check daarna of je aan (voor) kunt weglaten of toevoegen.

Soms moet je hiervoor de woordvolgorde aanpassen

Slide 8 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet aan jou de groeten
A
Geen meewerkend voorwerp
B
aan jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 9 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?

Slide 10 - Question ouverte

Valt ons nog iets op?
Sophie doet aan jou de groeten
meew vw = aan jou

Mag ik u een kopje koffie aanbieden?
meew vw = u

Slide 11 - Diapositive

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 12 - Question ouverte

Is dit een meewerkend voorwerp?

Hij laat al zijn geld na [aan goede doelen].
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 13 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De politieagent gaf de foutparkeerder een flinke boete.

Slide 14 - Question ouverte

Aan de slag
5 Grammatica
§9 maken 1e 4 opdrachten

Slide 15 - Diapositive