TEMPO

• Nederlands
• Secondary Education

Woordvolgorde in een zin (2)

De woordvolgorde in een zin

1. Persoon	2. Werkwoord	3. Rest
Arthur	gaat	naar Ibiza.

Maak goede zinnen met de woorden.

Sleep de woorden in de goede volgorde.

Begin met het rode woord.

Arthur

morgen

naar Ibiza

gaat

naar Ibiza

   gaat

Arthur

met het  vliegtuig

elk jaar in juli

TIJD - MANIER - PLAATS

Arthur gaat elk jaar in juli - met het vliegtuig - naar Ibiza.

Het meisje liep vanmorgen - zingend - door onze straat.

Ik fiets elke ochtend - met tegenzin - naar mijn werk.

De voetballer stond gisteren - vol trots - op het podium.

Onze poes ligt elke avond - slapend - op mijn schoot.

Ik loop altijd - alleen - naar school.

Ik 

morgen

een appel

koop

Ik 

morgen

een appel

koop

op de markt

De woordvolgorde in een zin

Subject	WW	T ijd + P laats + O bject
Ik	koop	morgen op de markt een appel.

Subject	WW	T ijd + O bject + P laats
Ik	koop	morgen een appel op de markt.

Ik 

morgen

een appel

koop

op de markt

even snel

De TeMPO-regel

S	WW	T ijd + M anier + P laats + O nbepaald object
Ik	koop	morgen even snel op de markt een appel.

S	WW	T ijd + M anier + O nbepaald object+ P laats
Ik	koop	morgen even snel een appel op de markt.

Maar ook goed is:

De O in TeMPO

De O in de TeMPO regel staat voor onbepaald object. 

De studenten gaven vorige week in de voetbalkantine een groot feest.

BOTeMP

Maar als je een bepaald object hebt, gebruik je BOTeMP. 

De studenten gaven hun grote feest vorige week in de voetbalkantine.

Ik 

   straks

een cola

drink

in de kantine

met mijn vriend

Ik 

   morgen

koop

op de markt

de sinaasappels

Ik 

breng

morgen

dat leuke boek

op de fiets

naar je toe