2H chap 5 blok B/C 19-5

1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 43 diapositives, avec diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

  • la présentation
  • voca B
  • les devoirs 8, 10,11
  • être & avoir
  • Le passé composé
Le but: à la fin de ce cours:
  • je sais comment me préparer pour lire un texte.
  • je connais la conjugaison d'être et d'avoir
  • je connais la formation du passé composé avec être et avoir

Slide 2 - Diapositive

Voca B

Slide 3 - Diapositive

Lire

Qu'est-ce qu'il faut faire avant de commencer à lire? 

Slide 4 - Diapositive

Begrijpend lezen
BEGIN ALTIJD MET: 
-titel
-introductie
-tussenkopjes
-plaatjes
-bronnen
-woorden die je kent uit een andere taal 

Slide 5 - Diapositive

Begrijpend lezen
DAARNA:
Belangrijke informatie uit de tekst halen.

Als je snel belangrijke informatie uit een tekst wil halen dan beantwoordt je de "W-vragen:

-over wie/waarover gaat het?
-waar?
-wanneer?
-waarom

Slide 6 - Diapositive

Les devoirs 8 b,c,d
Les réponses? 

Slide 7 - Diapositive

Les réponses 8b  
 Voorbeeldantwoord(en)
1 Over een nieuwe sport: “mountainbiken in de sneeuw”.
2 Pascal Hourticq, een moutainbikeleraar uit de Pyreneeën.
3 In de bergen, in skistations, op (ingesneeuwde) skipistes of op “Mountainbike pistes”.
4 In de winter, als de skipistes gesloten zijn voor de skiërs.
5 A

Slide 8 - Diapositive

Les réponses 8c
Pascal Hourticq --> Natuurlijk gaan we niet de zwarte piste af.
                                   -->VTT de neige is minder gevaarlijk dan gewoon 
                                         mountainbiken.
Noah                  --> Dankzij VTT de neige heb ik een fantastische week gehad.
                             ---> Het hotel bood een introductiecursus aan.
                              --->Ik hou niet zo van skiën.
Alice                    -->Ik heb het helemaal niet koud gehad.
                             ---> … het is leuker dan skiën.



Slide 9 - Diapositive

réponses 8d
Volgens Pascal Hourticq is VTT de neige vrij makkelijk.
Noah is het helemaal eens met Pascal.
Alice is het niet helemaal eens met Pascal. Ze vindt het wel moeilijker dan gewoon mountainbiken.

Slide 10 - Diapositive

Les réponses 10

Slide 11 - Diapositive

réponses 10a
1 sport d’hiver
2 à la montagne
3 descend
4 grâce à
5 fermées
6 avantage

Slide 12 - Diapositive

réponses 10b
plus ---> le contraire de moins
facile  ---> le contraire de difficile
l'hôtel ---> un endroit où tu peux dormir
marrant ---> drôle
la neige ---> elle est blanche
dangereux --->  non sans risque

Slide 13 - Diapositive

Les réponses 11

Slide 14 - Diapositive

réponses 11
1 Je suis resté(e) une semaine.
2 Il faisait froid.
3 Il faisait moins 5 (degrés).
4 On a fait du ski. / On a skié.

Slide 15 - Diapositive

ÊTRE & AVOIR

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Lien

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

Slide 23 - Lien

Le passé composé
1) De passé composé gebruik je om te zeggen dat iets al gebeurd is. 




In het Nederlands bijvoorbeeld: ik HEB gegeten of
Ik BEN gevallen.

Slide 24 - Diapositive

Le passé composé

2) Bestaat uit een hulpwerkwoord AVOIR (hebben) of ÊTRE (zijn) en een voltooid deelwoord
 



Slide 25 - Diapositive

Het voltooid deelwoord
3) Maak je als volgt:



Werkwoorden op -er:

Haal de laatste -r weg en zet een accent op de laatste é -->

Parler -  praten --> 
parlé - gepraat
Werkwoorden op -ir:

Haal de laatste -r weg.

Finir - eindigen
fini - geëindigd

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Vidéo

Elle s'est lavée
Ils sont partis
Il a mangé
Il est tombé
elle est montée
elles ont dansé

Slide 28 - Diapositive



Il a donné - Elle a donné
Il est parti - Elle est partie
Nous avons fini - Vous avez fini
Je suis tombé(e) - Ils sont tombés

Slide 29 - Diapositive

Wat valt je op? 

Slide 30 - Diapositive

avoir ou être? et pourquoi?
être

avoir
donner - manger- parler - partir - entrer - écouter - 
arriver - faire - passer - participer - aller

Slide 31 - Diapositive



En wat gebeurt er met het voltooid deelwoord als de passé composé vervoegd wordt met avoir? 

Slide 32 - Diapositive

Il a mangé
elles ont dansé
Elle a mangé
ils ont dansé

Slide 33 - Diapositive



En wat er gebeurt er met het voltooid deelwoord als de passé composé vervoegd wordt met être? 

Slide 34 - Diapositive

Elle s'est lavée
Ils sont partis
Il est tombé
elle est montée

Slide 35 - Diapositive

Je suis parti(e)
Tu es parti(e)
Il est parti
Elle est partie
Nous sommes parti(e)s
Vous êtes parti(e)s
Ils sont partis
Elles sont parties
J'ai dansé
Tu as dansé
Il a dansé
Elle a dansé
Nous avons dansé
Vous avez dansé
Ils ont dansé
Elles ont dansé

Slide 36 - Diapositive

Vergelijk met het Nederlands: hebben of zijn

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive

Huiswerk
Volgende les:
donderdag 20 mei
  • Apprends GRAMMAIRE C
  • Fais les exercices 13c, d, e, f, 14a, b, c,d.


Slide 42 - Diapositive

Slide 43 - Lien