Taal werkwoordelijk gezegde

Werkwoorden
1 / 14
suivant
Slide 1: Carte mentale
TaalBasisschoolGroep 6

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Werkwoorden

Slide 1 - Carte mentale

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in een zin.

Slide 2 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:
De kinderen lopen naar school.

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin:
De kinderen zijn naar school gefietst.

Slide 4 - Question ouverte

Uit hoeveel woorden bestaat het werkwoordelijk gezegde in deze zin:
Ik heb een nieuwe broek gekregen.
A
1
B
2
C
3

Slide 5 - Quiz

Uit hoeveel woorden bestaat het wwg in deze zin?
Ik zie de plant groeien.
A
1
B
2
C
3

Slide 6 - Quiz

geweest.
naar de winkel
gisteren
is
Harry
Onderwerp
Werwoordelijk gezegde
Waardeel
Wanneerdeel

Slide 7 - Question de remorquage

Wat is het wwg van deze zin?
De buurjongens wilden naar de achtbaan.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is het wwg van deze zin?
Morgen gaan we hardlopen en zwemmen.

Slide 9 - Question ouverte

Te
Soms staat er het woordje 'te' in een zin en hoort het bij het wwg. Bijvoorbeeld als iemand 'staat te dansen' of 'zit te dromen'. 

Slide 10 - Diapositive

Wat is het wwg van deze zin?
Deze mevrouw staat al lang op jou te wachten.

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het wwg van deze zin?
Ik heb zin om friet te eten.
A
heb friet
B
zin te eten
C
heb te eten
D
heb eten

Slide 12 - Quiz

Leg uit: wat is een werkwoordelijk gezegde?

Slide 13 - Question ouverte

Wat vond je ervan om de les op deze manier te doen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Sondage