Ma 13 jan Zinsontleding basiszin

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Leerdoelen:

Ik kan de volgende zinsdelen benoemen:

• persoonsvorm (pv)
• werkwoordelijk gezegde (wwg)
• onderwerp (ond)

Werkwoordelijk gezegde en onderwerp

Lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 

WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 

• niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  
• een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!

Het lijdend voorwerp

Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Onderwerp

Wie of wat (vaak een wie)

+

werkwoordelijk gezegde

=

het onderwerp

Onderwerp

Wie of wat

+

werkwoordelijk gezegde

=

het onderwerp

Doel

Aan het eind van de les kan je het werkwoordelijk gezegde 

en onderwerp vinden in een zin.

persoonsvorm, 

werkwoordelijk gezegde en onderwerp

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. het eerste werkwoord van een zin.
2. alle werkwoorden samen in een zin.
3. het laatste werkwoord van een zin.

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.

1. Ik
2. kan
3. het onderwerp
4. een zin

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Van Til legt het onderwerp uit.

1. Mevrouw Van Til
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.

1. Marina
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Wat is het onderwerp:
De brugklas leert het onderwerp vinden.

1. De brugklas
2. leert
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

Caro legt het onderwerp uit.

1. Caro
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Die tentoonstelling

werd

door de minister

BWB

geopend

Onderwerp

WWG

Jorrit

wil

morgen

een appeltaart

bakken.

persoonsvorm

wwg

onderwerp

wwg

Jan

heeft

het

hele

eind

gefietst. 

Onderwerp

Persoonsvorm

wwg

Wie/wat + wwg?

Een werkwoord dat je kan vinden door de tijdsproef.

Alle werkwoorden in de zin.

Personen of voorwerpen in een zin. 

Persoonsvorm

Werkwoordelijk gezegde

onderwerp 

Wat is het lijdend voorwerp?

gekeken.

Het lijdend voorwerp

We 

hebben

een serie 

Wat is het lijdend voorwerp?

gemaakt.

Het lijdend voorwerp

Oma

heeft

avondeten

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.

Ik zie haar.

Wij geven jullie een bos bloemen.

Heb je aan je ouders geschreven?

Lijdend voorwerp

Geen lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Geen lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?

.

Het lijdend voorwerp

De voetbaltrainer

zet

het wedstrijdschema

op het bord.

Wat is het lijdend voorwerp?

geboekt.

Het lijdend voorwerp

We 

hebben

een vakantie

Wat is het lijdend voorwerp?

fel.

Het lijdend voorwerp

De

zon

schijnt

Huiswerk voor ma 20 jan

Maken opdr. 1 t/m 4

Je kunt onderstaande zinsdelen herkennen.

Het werkwoordelijk gezegde

Het onderwerp

De persoonsvorm

Het lijdend voorwerp

Grammatica blok 3