Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
De invloed van de zon op het aardoppervlak
Pak:
Je stencil open op tafel
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoel
Aan het einde van de les kun je uitleggen hoe de zon het aardoppervlak verwarmt en hoe de breedteligging van een plaats van invloed is op de temperatuur.
Slide 2 - Diapositive
Introduceer het leerdoel en leg kort uit wat de leerlingen zullen leren in deze les.
Wat weet je al over de invloed van de zon op de temperatuur op aarde?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
De kachel van de aarde
Het aardoppervlak is van zichzelf koud en heeft een kachel nodig om het te verwarmen. Wat is die kachel?
Slide 4 - Diapositive
Stel de eerste vraag aan de leerlingen om hun voorkennis te activeren. Bespreek de antwoorden kort.
De zon als kachel
De kachel van de aarde is de zon. De zon is een vuurbal met een temperatuur van 6000 °C. Hij straalt zoveel hitte uit dat je de warmte op aarde kunt voelen.
Slide 5 - Diapositive
Leg uit hoe de zon het aardoppervlak verwarmt en wat de temperatuur van de zon is.
Breedteligging van invloed
De breedteligging van een plaats is van grote invloed op de temperatuur. Op hoge breedte (0-30 graden), dus in de poolstreken, is het koud. Op lage breedte (60-90 graden), dus in de tropen, is het warm.
Slide 6 - Diapositive
Leg uit waarom de breedteligging van invloed is op de temperatuur en geef voorbeelden.
Hoogte van de zon
De temperatuurverschillen hebben te maken met de hoogte van de zon. In de poolstreken staan de zonnestralen schuin op het aardoppervlak. In de tropen staan de zonnestralen bijna loodrecht op het aardoppervlak.
Slide 7 - Diapositive
Leg uit hoe de hoogte van de zon invloed heeft op de temperatuur en waarom zonnestralen in de poolstreken schuin vallen en in de tropen bijna loodrecht.
Schuine versus loodrechte zonnestralen
Schuine zonnestralen geven minder warmte dan loodrechte. Dat komt doordat ze een groter oppervlak moeten verwarmen dan loodrechte stralen.
Slide 8 - Diapositive
Leg uit waarom schuine zonnestralen minder warmte geven dan loodrechte en waarom ze een groter oppervlak moeten verwarmen.
Oppervlakte versus warmte
Loodrechte zonnestralen geven veel warmte. Ze moeten maar een klein oppervlak verwarmen.
Slide 9 - Diapositive
Leg uit waarom loodrechte zonnestralen veel warmte geven en waarom ze maar een klein oppervlak hoeven te verwarmen.
Wolken en stofdeeltjes
Er is nog een oorzaak waardoor rechte stralen meer warmte afgeven dan schuine. In de lucht bevinden zich wolken en stofdeeltjes. Een deel van de zonnestralen botst daar tegenaan en kaatst terug het heelal in. Schuine stralen moeten een langere weg afleggen door de dampkring dan rechte.
Slide 10 - Diapositive
Leg uit waarom rechte zonnestralen meer warmte afgeven dan schuine en waarom schuine stralen een langere weg afleggen.
Energiebalans op aarde
De energiebalans tussen de aarde en de atmosfeer is de balans tussen de energie die van de zon komt en de energie die van de aarde uitgaat.
Slide 11 - Diapositive
Leg uit wat de energiebalans op aarde is en waaruit deze bestaat.
Zonnestraling van de zon
De zon zendt energie uit in de vorm van korte golflengtes van licht en ultraviolette straling.
Slide 12 - Diapositive
Leg uit welke vormen van energie de zon uitzendt.
Terugkaatsing door wolken
Wanneer de zonnestraling de aarde bereikt, wordt een deel ervan teruggekaatst naar de ruimte door wolken.
Slide 13 - Diapositive
Leg uit hoe wolken de zonnestraling terugkaatsen en wat het effect hiervan is.
Opname door de atmosfeer
Een deel van de zonnestraling wordt opgenomen door de atmosfeer.
Slide 14 - Diapositive
Leg uit hoe de atmosfeer zonnestraling opneemt en wat het effect hiervan is.
Opname door het aardoppervlak
Een deel van de zonnestraling wordt opgenomen door het aardoppervlak.
Slide 15 - Diapositive
Leg uit hoe het aardoppervlak zonnestraling opneemt en wat het effect hiervan is.
Teveel warmte
Maar omdat de aarde veel koeler is dan de zon, straalt de aarde de opgenomen warmte uit in de vorm van lange golflengtes van infrarode straling.
Slide 16 - Diapositive
Leg uit waarom de aarde warmte uitstraalt en in welke vorm.
Broeikaseffect
Een deel van deze uitgestraalde warmte wordt vastgehouden door gassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide, waterdamp en methaan. Dit wordt het broeikaseffect genoemd.
Slide 17 - Diapositive
Leg uit wat het broeikaseffect is en welke gassen hierbij betrokken zijn.
Klimaatverandering
Door menselijke activiteiten, zoals het verbranden van fossiele brandstoffen, wordt de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer verhoogd. Hierdoor wordt de opwarming van de aarde versterkt en ontstaat klimaatverandering.
Slide 18 - Diapositive
Leg uit hoe menselijke activiteiten bijdragen aan klimaatverandering en welke gevolgen dit heeft.
Quizvraag 1
Wat is de kachel van de aarde?
Slide 19 - Diapositive
Stel een quizvraag om te controleren of de leerlingen de informatie begrijpen.
Quizvraag 2
Waarom zijn zonnestralen in de poolstreken schuiner dan in de tropen?
Slide 20 - Diapositive
Stel een quizvraag om te controleren of de leerlingen de informatie begrijpen.
Quizvraag 3
Wat is het broeikaseffect?
Slide 21 - Diapositive
Stel een quizvraag om te controleren of de leerlingen de informatie begrijpen.
Samenvatting
De zon is de kachel van de aarde en verwarmt het aardoppervlak. De breedteligging van een plaats is van invloed op de temperatuur door de hoogte van de zon. Schuine zonnestralen geven minder warmte dan loodrechte. De energiebalans tussen de aarde en de atmosfeer is de balans tussen de energie die van de zon komt en de energie die van de aarde uitgaat. Het broeikaseffect ontstaat doordat gassen in de atmosfeer warmte vasthouden.
Slide 22 - Diapositive
Vat de belangrijkste informatie samen en controleer of het leerdoel behaald is.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 23 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 24 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 25 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.