H1.5 Stofwisseling.

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

1.5 Stofwisseling

Vandaag

• Noteren toets Thema 1: 1.1 t/m 1.5.
• Bespreken H1.4 opdrachten 1 t/m 7.
• Formatieve toets H1.1 t/m H1.4.
• Uitleg 1.5 Stofwisseling.
• Maken opdrachten 1 t/m 5.
• Nakijken.

Leerdoelen

1. Je kunt uitleggen dat planten bij de fotosynthese energie vastleggen in glucose

2. Je kunt uitleggen dat bij de verbranding van glucose energie vrijkomt.

Fotosynthese

                   +                      -->                       +

Verbranding

                   +                      -->                       +

______________________________________________________

Bij fotosynthese is dit nodig:

Bij verbranding ontstaat dit:

Koolstofdioxide

Koolstofdioxide

Zuurstof

Zuurstof

Water

Water

Glucose

Glucose

licht

energie

energie

licht

Fotosynthese

bladeren en stengels

bevatten bladgroenkorrels
                                    Fotosynthese

glucose

voedingstof voor de plant

Fotosynthese =

water + koolstofdioxide + energie → glucose + zuurstof

Verbranding in je lichaam!

Verbranding vindt plaats in de cellen van organismen (dus ook in plantencellen)

Verbranding in je lichaam =

glucose + zuurstof → water + koolstofdioxide + energie

Mitochondriën

In cellen zitten mitochondriën (enkelvoud: mitochondrium).

In de mitochondriën vindt verbranding plaats.

Floortje koopt een bos rozen en zet deze meteen in een vaas voor het raam. Kan er in de bladeren aan de rozentak fotosynthese plaatsvinden? En verbranding?

1. geen van beide
2. alleen fotosynthese
3. alleen verbranding
4. zowel fotosynthese als verbranding

Wie heeft gelijk?
Akos zegt:"Planten in het licht doen aan fotosynthese en verbranding."
Thelma zegt:"Planten hebben zuurstof nodig voor fotosynthese."

1. Akos
2. Thelma
3. Akos en Thelma
4. Geen van beide.

In het licht is er meer fotosynthese dan verbranding.
Wat ademt de plant dan vooral uit?

1. O2 (zuurstof)
2. CO2 (koolstofdioxide)

Aan de slag

H1.5 Maken opdrachten 1 t/m 5 + test jezelf.

Maken afsluiting: leerdoel 5 t/m 11 (oefenen voor de toets)