Blok 2 - lezen

Lesplanning
Lesdoel
Wat weet je al?
Uitleg nieuwe theorie
Zelfstandig werken
Nakijken
Einde van de les 
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Lesplanning
Lesdoel
Wat weet je al?
Uitleg nieuwe theorie
Zelfstandig werken
Nakijken
Einde van de les 

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
Aan het einde van de les ken je het tekstdoel activeren en kun je daarbij tekstvormen opnoemen.

Aan het einde van de les kun je vaststellen voor wie een tekst bedoeld is.

Aan het einde van de les weet je welke functie een afbeelding in een tekst heeft.

Slide 2 - Diapositive

Wat is een ander woord voor het tekstdoel activeren?

Slide 3 - Question ouverte

Welke tekst(vorm) hoort bij het tekstdoel activeren, denk je?

Slide 4 - Question ouverte

Activeren (overhalen)

Slide 5 - Diapositive

Wat wordt er bedoeld met het woord 'publiek'?

Slide 6 - Question ouverte

Waar let je op als je gaat bepalen voor wie een tekst bedoeld is, denk je?

Slide 7 - Question ouverte

Publiek
Met 'publiek' wordt bedoeld voor wie een tekst is geschreven. Om dit vast te stellen, let je op:
- leeftijd
- interesses/hobby's
- woordkeuze
- afbeelding(en)
- lengte van de tekst 

Slide 8 - Diapositive

Welke functie kan een afbeelding in een tekst hebben, denk je?

Slide 9 - Question ouverte

Afbeelding
Een afbeelding kan de volgende bedoeling hebben:
- het tekst de aandacht
- je begrijpt daardoor de tekst
- het maakt de tekst duidelijker
- het maakt een tekst grappig
- het maakt een tekst aantrekkelijker 

Slide 10 - Diapositive

Op welke manier kan een schrijver de tekst inleiden?

Slide 11 - Question ouverte

Inleiding
  • onderwerp noemen
  • en vraag stellen
  • een probleem noemen
  • een grappig of herkenbaar verhaaltje (anekdote)
  • persoonlijke ervaring delen
  • aanleiding benoemen 

Slide 12 - Diapositive

Wat betekent het begrip 'aanleiding voor'?
A
Het begin van de tekst
B
Wie heeft de tekst geschreven?
C
Hoe je de tekst moet lezen
D
De reden voor het schrijven van de tekst

Slide 13 - Quiz

Slot
  • een samenvatting geven
  • een conclusie trekken
  • antwoord geven op de vraag
  • oplossing voor het probleem geven
  • een advies geven
  • een oproep doen  

Slide 14 - Diapositive

Wat is een kernzin?
A
De eerste zin van de inleiding
B
De laatste zin van het slot
C
De belangrijkste zin van een tekst
D
De belangrijkste zin van een alinea

Slide 15 - Quiz

Wat zijn hoofdzaken?
A
de hoofdgedachte en de kernzin samen
B
wat in een tekst het belangrijkst is
C
de inleiding
D
de alinea's

Slide 16 - Quiz

Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.

Wat is geen bijzaak?
A
voorbeelden
B
de gegevens in de kernzinnen
C
details
D
uitleg

Slide 17 - Quiz

Omschrijf in je eigen woorden wat een hoofdgedachte is.

Slide 18 - Question ouverte

Even kort herhalen..
Hoofdzaken = de belangrijkste informatie -> je vindt deze in de kernzinnen

Bijzaken = minder belangrijke informatie ->  uitleg, voorbeelden en details

Hoofdgedachte = in één zin samengevat waar de hele tekst over gaat 
                                      het is nooit een vraagzin 
                                      bevat altijd het onderwerp 

Slide 19 - Diapositive

Wat ga je doen?

Maak opdr. 4 en 5
Zelfstandig
Stilte (oortjes toegestaan)
Vragen? Steek je vinger op
Klaar? Nakijken via It's-Learning 

Slide 20 - Diapositive