BS 14.3: Het ademhalingsstelsel van de mens

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 4

BS 14.3: Het ademhalingsstelsel van de mens

Planning

1. Terugblik basisstof 14.2
2. Leerdoelen
3. Uitleg basisstof 14.3
4. Opdrachten maken
5. Wat hebben we geleerd?

Herhaling BS 14.2

1. Uit welke lagen bestaat de opperhuid en wat is het verschil?
   
2. Welke onderdelen heeft de lederhuid wel en de opperhuid niet?
   
3. Hoe houden we ons lichaamstemperatuur constant?
   

Leerdoelen

• Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel van de mens noemen met hun kenmerken en functies

Welke onderdelen van het ademhalingsstelsel ken je?

Ademhalingsstelsel

• Neusholte
  
• Mondholte
  
• Keelholte
  
• Strottenhoofd
  
• Luchtpijp
  
• Bronchiën
  
• Luchtpijptakje
  
• Longblaasje
  
• Long
  

Luchtpijp

• Aan de binnenkant bekleed met slijmvlies
  
• Wand is stevig door kraakbeenringen
  
• Functie: open houden van de luchtpijp.
  
• Lijkt op een stofzuigerslang

Bronchiën

• Binnenkant bekleed met slijmvlies
  
• Wand is stevig door kraakbeen ringen
  
• Vertakken zich steeds in fijnere buisjes (luchtpijptakjes)
  
• De wanden van de luchtpijptakjes bevatten spiertjes
  

Wat voor bloed komt er aan bij de longblaasjes en wat voor bloed stroomt weg van de longblaasjes?

1. Zuurstofarm bloed komt aan Zuurstofrijk bloed stroomt weg
2. Zuurstofrijk bloed komt aan Zuurstofarm bloed stroomt weg
3. Er komt geen bloed bij de longblaasjes

Hoe heten de kleine bloedvaatjes (1 cellaag dik) om de longblaasjes heen?

Longblaasjes

• Zowel de blaasjes als de haarvaten maar 1 cellaag dik
  
• Hierdoor gaswisseling mogelijk
  
• Zuurstof gaat het bloed in, koolstofdioxide het bloed uit
  

Is ademen via de mond of via de neus beter?

1. Via de mond
2. Via de neus
3. Maakt geen verschil

Neusholte

In neusholte: 

• Neusharen: houden stofdeeltjes tegen
  
• Neusslijmvlies: kleine stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven kleven
  
• Trilhaarcellen: verplaatsen slijm naar de keelholte
  

Keelholte

Hierin zitten de huig en het strotklepje.

Beide van kraakbeen.

• De huig: sluit de neusholte af bij slikken

• Het strotklepje: sluit de luchtpijp af bij slikken

Ademhalen – Slikken – Verslikken

• Ademhalen: huig en strotklepje staan open
• Slikken: huig en strotklepje staan dicht
• Verslikken: huig en strotklepje staan open

Ingeademde lucht

• Bevat veel zuurstof
• Bevat weinig koolstofdioxide
• Bevat weinig waterdamp
  
• Heeft een lage temperatuur (lager dan 32 °C)

Uitgeademde lucht

• Bevat weinig zuurstof
• Bevat veel koolstofdioxide 
• Bevat veel waterdamp
  
• Heeft een hoge temperatuur (32 °C)
  

Opdrachten maken

BS 14.3: opdrachten 1, 3, 5, 6, 7

Wat hebben we geleerd?

1. Welke drie onderdelen zitten in de neusholte?
2. Wat doet de huig?
3. Wat doet het strotklepje?
4. Waardoor zijn de luchtpijp en bronchiën stevig?
5. Hoe heten de vertakkingen van bronchiën?
6. Wat doen de longblaasjes?