Formatieve toets hoofdstuk 2 en 5 BuiteNLand havo 5

Wat wordt door de nummers
1 t/m 5 weergegeven?
A
1 = binnenkern, 2 = buitenkern, 3 = vulkanisme, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
B
1 = buitenkern, 2 = binnenkern, 3 = convectie, 4 = lithosfeer, 5 = korst
C
1 = kern, 2 = lithosfeer, 3 = warmte-uitwisseling, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
D
1 = kern, 2 = warmte-uitstraling, 3 = convectie, 4 = mantel, 5 = korst
1 / 39
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Wat wordt door de nummers
1 t/m 5 weergegeven?
A
1 = binnenkern, 2 = buitenkern, 3 = vulkanisme, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
B
1 = buitenkern, 2 = binnenkern, 3 = convectie, 4 = lithosfeer, 5 = korst
C
1 = kern, 2 = lithosfeer, 3 = warmte-uitwisseling, 4 = mantel, 5 = lithosfeer
D
1 = kern, 2 = warmte-uitstraling, 3 = convectie, 4 = mantel, 5 = korst

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke begrippen en processen horen bij ‘divergerende beweging’?
A aangroei continent
B aangroei oceaanbodem
C diepzeetroggen
D midoceanische rug
E spreidingszone
F subductie

A
B, D en E
B
A, D en E
C
D, E en F
D
B, D en F

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn verschillende soorten plaatbewegingen. Bij een van deze bewegingen vindt subductie plaats. Geef aan:
• bij welke plaatbeweging subductie optreedt.
• wat er bij subductie gebeurt.
• wat daarbij op de zeebodem ontstaat.

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2 beweringen:
1. Het epicentrum is de plek in de aardkorst waar een aardbeving begint
2. Hoe dichter het hypocentrum bij de aardkorst ligt, hoe zwaarder de kracht van de aardbeving zal zijn
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op de afbeelding zie je het eiland Vulcano in de Tyrrheense Zee bij Italië.
De top van deze vulkaan is verdwenen. Geef aan:
• wat voor type vulkaan Vulcano was.
• met welk type vulkanisme je hier te maken hebt.
• wat voor type het nu is.

Slide 5 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding. De oceaanbodem duikt naar beneden de mantel in, wordt omgesmolten en stijgt op. Hieronder staan vijf processen die plaatsvinden tijdens dit wegduiken. Zet de nummers van deze processen in de juiste volgorde.
1 magma wil omhoog
2 oceaanbodem smelt
3 vulkaanuitbarsting
4 oceaanbodem duikt naar beneden
5 gesmolten gesteente vermengt met water
A
2, 4, 1, 5, 3
B
4, 5, 2, 1, 3
C
5, 4, 2, 1, 3
D
4, 2, 5, 1, 3

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de tabel zie je de kenmerken van de diverse lagen van de aarde. In elke rij staat een omschrijving die niet past bij het eerste begrip uit de rij.
Geef voor de nummers 1 tot en met 3 aan welke omschrijving er per rij niet in thuishoort en leg uit waarom niet.

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


In het Yellowstone National Park in de Amerikaanse staat Wyoming komen vulkanische verschijnselen voor. Toch ligt dit gebied ver van een plaatgrens. Geef een mogelijke oorzaak voor dit vulkanisme.


Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding. Hier zie je mensen in een grot met druipsteen aan het plafond. Uit welk gesteente bestaat deze grot?
A
basalt
B
graniet
C
kalksteen
D
zandsteen

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bepaalde gesteenten kunnen oplossen in water. Onder welke omstandigheden verloopt het oplossen het snelst?
1 Bij hoge / lage temperatuur.
2 Door water met een hoge / lage zuurgraad.

A
1 Bij hoge temperatuur 2 Door water met een hoge zuurgraad
B
1 Bij hoge temperatuur 2 Door water met een lage zuurgraad
C
1 Bij lage temperatuur 2. Door water met een lage temperatuur
D
1 Bij lage temperatuur 2 Door water met een hoge zuurgraad

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding. In de grafiek is met twee lijnen aangegeven waar op aarde de relatieve verweringssnelheid voor chemische en fysische verwering het grootst is. Welke lijn geeft de fysische of mechanische verwering weer?
A
de vetgedrukte lijn
B
de gestippelde lijn

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding. In de grafiek is met twee lijnen aangegeven waar op aarde de relatieve verweringssnelheid voor chemische en fysische verwering het grootst is. Welk klimaatgebied ligt op ongeveer 0° breedte en welk gebied ligt in de buurt van de 30° breedte?
A
op 0 graden tropische klimaten op 30 graden aride klimaten
B
op 0 graden aride klimaten op 30 graden tropische klimaten
C
op 0 graden tropische klimaten op 30 graden gematigde klimaten

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2 beweringen:
1. Biologische verwering kan zowel mechanisch als chemisch zijn
2. In woestijngebieden overheerst de mechanische verwering
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding. Geef aan:
• welk deel van de rivier je op deze foto ziet.
• welke twee sedimenten je hier zeker zult aantreffen.
• wat de verklaring voor je keuze is.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de exogene processen. Welke vier spelen een rol bij de afbraak van een gebergte? Zet deze in de juiste volgorde.
A aardverschuivingen
B convergentie
C erosie
D meanderen
E riviertransport
F verwering

A
C, A, F, E
B
F, A, C, E
C
A, F, D, E
D
F, A, D, E

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het sediment in de overstromingsvlakte van een rivier is keurig naar korrelgrootte geselecteerd. Dat geldt niet voor de morene aan het eind van een gletsjer. Leg uit hoe dat verschil komt.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


De Franse rivier de Loire vervoert het minste water in de zomer. Geef de oorzaak van deze lage afvoer.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2 beweringen:
1. Een u-vormig dal in ontstaan door riviererosie
2. In berggebieden zul je in u-vormige dalen meer invloed van de mens zien op het landschap
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een 'stroomgebied' en waardoor worden stroomgebieden van elkaar begrensd?

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is endogeen en wat is exogeen?
EXOGEEN:
kracht die van buitenaf de aardkorst verandert
ENDOGEEN:
kracht die van binnenuit de aardkorst verandert
erosie
verwering
vulkanisme
sedimentatie
Plooiing

Slide 20 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen een delta en een estuarium? Ga in op de wijze waarop ze ontstaan en in welk soort zee ze voorkomen.

Slide 21 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk begrip hoort niet in het rijtje thuis?
Slenk, Mid-oceanische rug, Plooiingsgebergte, Divergentie
A
Mid-oceanische rug
B
Plooiingsgebergte
C
Slenk
D
Divergentie

Slide 22 - Quiz

de overige horen bij divergente bewegingen

Geef van de plaattektonische situatie in Oost-Afrika aan
 welk type plaatbeweging daar plaatsvindt;
 welk type gebergte door deze beweging ontstaat;
 welk begrip van toepassing is op de landschapsvorm aangeduid met
de letters x en welk begrip van toepassing is op de landschapsvorm
aangeduid met de letter y in bijgevoegde bron

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De Dolomieten vormen een gebergte in Noord-Italië met toppen tot meer
dan 3.000 meter hoog. Het gesteente waaruit deze bergen zijn ontstaan is
gevormd uit koraalriffen.
Beschrijf de wijze waarop dit gesteente door plaattektoniek zo hoog is
komen te liggen.

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De Dolomieten maken deel uit van de Alpen. Er bestaat een relatie tussen
de exogene processen in de Alpen en het overheersende exogene proces
in de Povlakte ten zuiden van de Alpen.
Beschrijf deze relatie.

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de evenaar valt in Afrika veel meer neerslag dan bij de
Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring.
Leg het ontstaan van dit verschil in neerslag uit aan de hand van de
overheersende luchtdruk bij de evenaar en de overheersende luchtdruk bij
de keerkringen. Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 26 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

2 beweringen:
1. De oceanische korst bestaat vooral uit graniet
2. De oceanische korst is veel zwaarder dan de continentale korst
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder staan vier soorten gesteenten:
 basalt;  marmer;  graniet;  zandsteen.
Beredeneer in welk van deze gesteenten
het fossiel van de T-Rex (zie afgebeelde bron)
is gevonden.

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke antwoord geeft de juiste combinaties weer over het voorkomen van natuurrampen in de VS?
A
aardbevingen aan de oostkust tornado's in het midden hurricanes in het zuidoosten
B
aardbevingen aan de westkust tornado's in het zuidoosten hurricanes in het midden
C
aardbevingen aan de westkust tornado's in het midden hurricanes in het zuidoosten
D
aardbevingen aan de oostkust tornado's in het midden hurricanes in het zuidoosten

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2 beweringen:
1. Het oog van een tornado kan wel 20 tot 30 km in doorsnee zijn
2. Een hurricane heeft meer kracht boven zee dan land omdat deze dan gevoed wordt door de snel stijgende waterdamp
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heten de blauwe
lijnen op de weerkaart?
A
isothermen
B
isolijnen
C
isobaren
D
hoogtelijnen

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke wind waait er volgens deze
weerkaart aan de westkust van Ierland?
Leg dit uit m.b.v. de wet van Buys Ballot.

Slide 32 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke wind waait er volgens
deze bron tussen 0 en 30 graden NB?
A
een noordoostpassaat
B
een zuidwestmoesson
C
een zuidoostpassaat
D
een noordwestmoesson

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Op hoeveel graden breedte
ligt de ITCZ als je naar
deze bron kijkt?
A
90
B
60
C
30
D
0

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk klimaat van het klimaatsysteem van Köppen komt niet of nauwelijks voor op het Zuidelijk Halfrond?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

2 beweringen:
1. In de boreale zone groeit vooral naaldbos
2. Door klimaatverandering zal het toendraklimaat op het Noordelijk Halfrond naar het zuiden opschuiven

A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de Sahel, net ten zuiden van de Sahara, is de veehouderij een
belangrijk bestaansmiddel.
Leg uit dat de veehouderij in de Sahel bijdraagt aan verwoestijning.
Je uitleg moet een oorzaak-gevolgrelatie bevatten.

Slide 37 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In het oosten van Afrika komen drie hoofdklimaten uit het systeem van
Köppen voor. Twee van deze hoofdklimaten zijn de A- en B-klimaten.
Geef aan  welk hoofdklimaat uit het systeem van Köppen nog meer voorkomt in Oost-Afrika;
 welk gebiedskenmerk ervoor zorgt dat dit klimaat voorkomt in
Oost-Afrika.

Slide 38 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem drie voorbeelden van landdegradatie en geef ook mogelijke oplossingen aan om dit te voorkomen in de toekomst

Slide 39 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions