Examenopdracht

Taak erfelijkheidsleer



Opdracht erfelijkheid
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieSecundair onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Taak erfelijkheidsleer



Opdracht erfelijkheid

Slide 1 - Diapositive

Uitleg
  • Je doorloopt de presentatie op je eigen tempo.
  • De blauwe slides zijn verplicht.
  • De paarse slides bevatten extra oefeningen. Deze zijn niet verplicht.
  • De gele slides zijn verdiepende slides. Deze zijn niet verplicht.
  • Kijk dus goed! Ook het kleur van de titel is (meestal) aangepast.

Slide 2 - Diapositive

Inhoud
In deze taak zullen jullie kennis maken met verschillende vormen van overerving en stambomen.
Hiervoor is het belangrijk dat jullie het stuk over monohybride kruisingen goed kennen.
Als je dit nog moeilijk vindt, kan je eerst de herhalingsoefening maken.

Slide 3 - Diapositive

Monohybride kruisingen
Een bepaalde soort bloem kan blauwe of witte bloemblaadjes hebben. Pieter koopt enkele bloemen met blauwe bloemblaadjes en enkele bloemen met witte bloemblaadjes.
Vervolgens gebruikt Pieter het stuifmeel van de blauwe bloemen om de witte bloemen te bestuiven, en het stuifmeel van de witte bloemen om de blauwe bloemen te bestuiven.
De nieuwe planten die hieruit groeien hebben allemaal blauwe bloemblaadjes.

Slide 4 - Diapositive

Welke kleur is dominant?

Slide 5 - Question ouverte

Monohybride kruisingen
Pieter laat deze nieuwe plantjes aan zelfbestuiving doen.
Hieruit verkrijgt hij zowel blauwe als witte plantjes. In totaal heeft hij ongeveer 10 plantjes met witte bloemblaadjes en 32 plantjes met blauwe bloemblaadjes.

Slide 6 - Diapositive

Maak een combinatieschema van deze bloemen en dien dit hier in.

Slide 7 - Question ouverte

Slide 8 - Diapositive

Maak een overzicht van de drie generaties plantjes met het genotype en fenotype. Trek een foto en dien die hier in.

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Stamboom
Wanneer we erfelijkheid bekijken, bekijken we vaak ook stambomen.
Om deze overzichtelijk te houden, gebruiken we hierbij enkele symbolen.

Slide 11 - Diapositive

Symbolen stamboom

Slide 12 - Diapositive

Dominant/recessief
In de les zagen we reeds dat een kenmerk dominant of recessief kan zijn.
Dit geldt ook voor afwijkingen.
Dit kan je afleiden uit de stamboom.

Slide 13 - Diapositive

Oefening
Op de volgende slides zal je twee stambomen zien. Vul in of de afwijking in deze stambomen volgens jou veroorzaakt wordt door een dominant of recessief allel.
Opmerking: in deze stambomen worden zieke personen aangeduid door een rood hokje.

Slide 14 - Diapositive

Stamboom 1

Slide 15 - Diapositive

Wordt de afwijking veroorzaakt door een recessief of dominant allel?

Slide 16 - Question ouverte

Stamboom 2

Slide 17 - Diapositive

Wordt de afwijking veroorzaakt door een recessief of dominant allel?

Slide 18 - Question ouverte

Opmerkingen
Als je twijfelt of een aandoening autosomaal of recessief is, kan je kijken naar volgende kenmerken:

Dominant: de afwijking komt in elke generatie tot uiting.
Recessief: de afwijking komt niet in elke generatie tot uiting.

Slide 19 - Diapositive

Autosomaal & geslachtsgebonden
De genen waarin een afwijking aanwezig kan zijn, liggen op de chromosomen.
Er bestaan zowel autosomen als geslachtschromosomen.
Genen en allelen kunnen dus autosomaal of geslachtsgebonden zijn.
Sleep op de volgende dia de begrippen naar de juiste chromosomen.


Slide 20 - Diapositive

Autosomen
Geslachts-chromosomen

Slide 21 - Question de remorquage

Autosomaal & geslachtsgebonden
De geslachtschromosomen zijn het X- en Y-chromosoom.
Vrouwen hebben 2 X-chromosomen, mannen hebben een X- en een Y-chromosoom.
Aangezien het Y-chromosoom een klein chromosoom is en weinig genen bevat, zullen weinig aandoeningen op het Y-chromosoom liggen. 

Slide 22 - Diapositive

Autosomaal & geslachtsgebonden
Aandoeningen kunnen dus autosomaal dominant, autosomaal recessief, X-chromosoomgebonden of Y-chromosoomgebonden zijn.
Bij Y-chromosoomgebonden spreken we niet van dominant of recessief. Het is immers niet mogelijk om 2 Y-chromosomen te hebben.


Slide 23 - Diapositive

Aan wie gaan mannen met een X-chromosoomgebonden dominante aandoening de aandoening doorgeven?

Slide 24 - Question ouverte

Aan wie gaan mannen met een X-chromosoomgebonden recessieve aandoening de aandoening doorgeven?

Slide 25 - Question ouverte

Filmpje
Op de volgende slide zal je een filmpje vinden. Hierin wordt de leerstof nog eens herhaald.
Tijdens het afspelen van het filmpje zal je ook enkele vragen vinden. Deze kan je het best oplossen als je de stambomen meetekent!
Tip: het filmpje heeft Nederlandse ondertiteling

Slide 26 - Diapositive

3

Slide 27 - Vidéo

Extra uitdaging: familie Pieters
Op de volgende slide leer je wat meer over Eva Pieters en haar familie.
Indien je nog wat extra uitdaging wilt, kan je proberen om de aandoening in haar familie beter te begrijpen.

Slide 28 - Diapositive

02:48
Welk genotype heeft de vader?
(E is dominant, e is recessief)

Slide 29 - Question ouverte

05:40
Vul de overige genotypes in

Slide 30 - Question ouverte

07:55
Vul het genotype voor deze persoon in

Slide 31 - Question ouverte

Familie Pieters
Eva Pieters gaat op controle bij de dokter omdat een aantal familieleden congenitale sferocytose (CF, een erfelijke vorm van bloedarmoede) hebben. Eva is zelf gezond. Ze heeft 2 broers, Michiel (heeft CF) en Ruben (gezond). Haar mama is gezond, maar haar papa heeft ook CF. Haar papa heeft een zus,  Ann (heeft CF)  en 2 broers, Bruno en Koen (beide gezond).  De mama van haar papa heeft CF, de papa van haar papa is gezond. Bruno heeft 2 gezonde zonen. Koen heeft een gezonde tweeling (een jongen en een meisje). Ann heeft 3 dochters. Sara en Jana hebben CF, Elke is gezond.

Slide 32 - Diapositive

Maak de stamboom van de familie Pieters. Trek een foto en dien ze hier in.

Slide 33 - Question ouverte

Slide 34 - Diapositive

Over welke vorm van overerving gaat het hier?
A
Autosomaal dominant
B
Autosomaal recessief
C
X-chromosoomgebonden dominant
D
X-chromosoomgebonden recessief

Slide 35 - Quiz