4.3 lezen les 3

 Paragraaf 4.3 
Lezen 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

 Paragraaf 4.3 
Lezen 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- De tekstdoelen informeren en amuseren herkennen. 
- Instructies herkennen.
- Verwijswoorden herkennen.
- Signaalwoorden herkennen die een tijdsvolgorde aangeven.

Slide 2 - Diapositive

Herhaling
Even weer herhalen waar we het vorige week over hebben gehad.

Slide 3 - Diapositive

De titel, tussenkopjes, de eerste en laatste alinea lezen zijn voorbeelden van...
A
Nauwkeurig lezen
B
Verkennend lezen

Slide 4 - Quiz

Maar, echter en integendeel zijn voorbeelden van:
A
Een tegenstelling
B
Een opsomming

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Wat wil de schrijver bereiken met een informerende tekst?
A
De lezer van iets overtuigen
B
De lezer vermaken
C
De lezer informatie geven
D
De lezer uitleg geven

Slide 7 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een informatieve tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Leesboek
C
Stripverhaal
D
Recept

Slide 8 - Quiz

Wat wil de schrijver bereiken met een amuserende tekst?
A
De lezer van iets overtuigen
B
De lezer vermaken
C
De lezer informatie geven
D
De lezer uitleg geven

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een amuserende tekst?
A
Tekst uit een schoolboek
B
Brief
C
Gebruiksaanwijzing
D
Stripverhaal

Slide 10 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een instructie?
A
Brief
B
Handleiding
C
Boek
D
Nieuwsbericht

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Waarom gebruikt een schrijver verwijswoorden in zijn tekst?

Slide 13 - Carte mentale

Welke woorden zijn voorbeelden van verwijswoorden?
A
Maar/ daarentegen
B
Hij/zij
C
Als eerste/ vervolgens
D
Eerst/ ten slotte

Slide 14 - Quiz

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Welk signaalwoorden geven een tijdsvolgorde aan?
A
Bovendien en vervolgens
B
Toch en echter
C
Daarna en zodra

Slide 17 - Quiz

"Voordat Pien de deur uitgaat, geeft ze haar konijn te eten. Daarna fietst ze naar school."

Voordat en daarna zijn voorbeelden van:
A
Een opsomming
B
Een tegenstelling
C
Een tijdsvolgorde

Slide 18 - Quiz

Signaalwoorden..
A
verwijzen naar iets in de tekst.
B
geven aan dat iets van iemand is.
C
geven een eigenschap aan.
D
geven een verband aan in de tekst.

Slide 19 - Quiz

Wat doe je als je zoekend leest?
A
Je leest niet de hele tekst, maar gaat op zoek naar het antwoord op de vraag
B
Je leest de hele tekst

Slide 20 - Quiz

Gezamenlijk tekst 6 lezen
- We lezen klassikaal tekst 6.
- Daarna maken we een samenvatting van tekst 6.
- Vervolgens bespreken we de moeilijke woorden.

Slide 21 - Diapositive

Maak de volgende opdrachten:
Opdracht 22 t/m 30 van blz. 36 t/m 41.
Dit is huiswerk voor volgende week dinsdag 19 maart. Vrijdag hebben jullie NL-doet.

Slide 22 - Diapositive

Eerder klaar?
Je mag zelf kiezen welke van de 3 opdrachten je gaat doen wanneer je klaar bent met de opdrachten uit het boek.
  1. Zoek een tekst op internet. Lees de tekst en probeer er achter te komen wat het tekstdoel van de tekst is: informeren of amuseren.
  2. Ga naar www.jufmelis/zinsontleding. Je kunt dan  de pv, wg en lv oefenen.
  3. Zoek een tekst op internet. Lees de tekst. En noteer de signaalwoorden in Word of op een blaadje. Zet achter de signaalwoorden of het om een signaalwoord voor een opsomming, tegenstelling of tijdsvolgorde gaat.

Slide 23 - Diapositive

Afsluiting:
Noem voordat je de klas uitloopt een signaalwoord die een tijdsvolgorde aangeeft.

Slide 24 - Diapositive