Stijlfiguren deel 1

Stijlfiguren
Doel: stijlfiguren leren herkennen en gebruiken.
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Stijlfiguren
Doel: stijlfiguren leren herkennen en gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Welke stijlfiguren ken je al?

Slide 2 - Question ouverte

Soorten stijlfiguren
Waarvoor bedoeld?
  1. Om je lichter uit te drukken dan je bedoelt.
  2. Om je zwaarder uit te drukken dan je bedoelt.
  3. Om iets extra nadruk te geven.
  4. Om de lezer aan het denken te zetten.
  5. Om een grappig effect te bereiken.
  6. Om een belezen indruk te maken.

Slide 3 - Diapositive

1. Om je lichter uit te drukken dan je bedoelt
  • Eufemisme --> Ik heb mijn hond laten inslapen.
  • Understatement --> Beyoncé kan wel aardig zingen.
  • Litotes --> Dat is geen slecht idee.
  • Ironie --> Tegen een leerling die te laat komt: 'Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?'

Slide 4 - Diapositive

Humor van mild naar scherp:
A
ironie- sarcasme- cynisme
B
ironie - cynisme - sarcasme
C
sarcasme - ironie - cynisme
D
cynisme - sarcasme - ironie

Slide 5 - Quiz

2. Om je zwaarder uit te drukken dan je bedoelt
  • Hyperbool --> Daar ben je dan. Ik sta hier al uren op je te wachten!

Slide 6 - Diapositive

3. Om iets extra nadruk te geven
  • Tautologie --> nooit ofte nimmer, gratis en voor niets (kan ook een stijlfout zijn)
  • Pleonasme --> koud ijs, witte sneeuw (kan ook een stijlfout zijn)
  • Opsomming in drieën --> De docent was saai, oninteressant en slaapverwekkend. (Enumeratie + drieslag zijn wat anders.)

Slide 7 - Diapositive

3. Om iets extra nadruk te geven
  • Climax --> Uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen.
  • Omgekeerde climax --> De officieren, de onderofficieren, de korporaals en zelfs de gewone soldaten kwamen in opstand.
  • Antithese --> Witte Reus wast een berg, kost een beetje.
  • Chiasme --> Denkend aan de dood kan ik niet slapen en niet slapend denk ik aan de dood.
  • Anafoor --> 'I have a dream ...'
  • Repetitio --> Je hebt mensen en mensen.

Slide 8 - Diapositive

4. Om de lezer aan het denken te zetten
  • Paradox --> Schrijven is de kunst van het schrappen. (Oxymoron is wat anders.)
  • Retorische vraag --> Zijn jullie gek geworden?

Slide 9 - Diapositive

 5. Een grappig effect bereiken

  • Woordspeling --> In een gezelschap van rokers is de niet-roker de sigaar.

Slide 10 - Diapositive

6. Een belezen indruk maken
Allusie: bekend veronderstelde kennis aanhalen.

Slide 11 - Diapositive

Antithese of paradox?
Zo snel als een slak.
A
Antithese
B
Paradox

Slide 12 - Quiz

Vroeger gold: verliefd, verloofd, getrouwd; maar hoe is dat tegenwoordig?
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
antithese
D
Drieslag

Slide 13 - Quiz

Geen gezeur: je bord leeg eten, de spullen in de vaatwasser zetten en dan snel aan je huiswerk voor morgen.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
antithese
D
Drieslag

Slide 14 - Quiz

Om corona te stoppen moeten we testen, testen, testen.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 15 - Quiz

Welk stijlfiguur?
A
paradox
B
ironie
C
antithese
D
repetitio

Slide 16 - Quiz

Ze huilt, maar ze lacht
A
Antithese
B
Enumeratie
C
Paradox
D
Repetitio

Slide 17 - Quiz

De film was aangenaam griezelig
A
Litotes
B
Paradox
C
Tegenstelling
D
Eufemisme

Slide 18 - Quiz

Heengaan (in plaats van doodgaan)
A
Paradox
B
Pleonasme
C
Eufemisme
D
Litotes

Slide 19 - Quiz

Hij lachte blij en verheugd.
A
Tautologie
B
Hyperbool
C
Paradox
D
Pleonasme

Slide 20 - Quiz

Rood bloed
A
Tautologie
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Pleonasme

Slide 21 - Quiz

Een aardig karretje (bij een Porsche 996 GT1)
A
Tautologie
B
Understatement
C
Hyperbool
D
Paradox

Slide 22 - Quiz